Vindplaatsen van fossielen.

De vindplaatsen van fossielen en de bijbehorende leefomstandigheden heb ik vooral ontleend aan het boek van Tirion Natuur; geschreven door Douglas Palmer. 

1 Algemeen overzicht.

Vanaf het Precambrium t/m het Devoon bevinden alle vindplaatsen zich in ondiepe kustgebieden. Er waren wellicht haast eindeloos lange kusten rond de vele "continenten".

Daar leefden vooral dieren (samen met algen en bacteriën) zonder harde delen van bijna alle nu bekende stammen van het dierenrijk: de Ediacara. Een geringe toenamen van stromend rivierwater of verhoging van het land was voldoende om door de toegenomen sedimentatiesnelheid deze organismen te bewaren als fossielen.

Dieren die zich daaraan konden onttrekken waren  schelpdieren, brachiopoden,  bodemvissen (agnaten), krabben, kreeften, zeesterren, wormen en Pikaia (de chordaat). Dankzij hun grotere bewegelijkheid.

Een veel sterkere stroom van sedimenten was nodig om echte vissen (straalvinnigen), nautiloïden, inktvissen, roggen, haaien, longvissen en sarcopterygiers (kwastvinnigen) voor eeuwen vast te leggen.

Die sedimenten ontstonden wellicht door de vroege processen van orogenese. Het moest allemaal in snel tempo gebeuren,  omdat deze fossielen vaak in grote aantallen bij elkaar worden gevonden. De vertering van deze dieren verliep heel snel in het warme kustwater. En er waren meer dan voldoende roofdieren en aaseters.

Tegelijkertijd groeiden op vele plaatsen op het land nabij de lage kusten levermossen, mossen, korstmorsen, sporenplanten (Cooksonia), varens, paardenstaarten en hogerop (dan praten we over de periode Carboon en Perm) bomen als Sigillaria, Lepidodendron, Calamites, Neuropteris (zaadvaren), Cordaïtes en naaldbomen.

De Hercynische orogenese (tezamen met continentverschuiving) was zeer waarschijnlijk noodzakelijk om deze complete flora te overweldigen en richting de kusten te drijven. Daarna vrij snel met dikke lagen sediment overdekken om aldus bruinkool en diverse soorten steenkool te doen ontstaan.

De vindplaatsen liggen vaak richting kust of dichtbij berggebieden.

Op het land was intussen een rijk dierenleven aanwezig: Ichtyostega en Acanthostega (waterdieren met zwemstaart en kieuwen (en/of longen?) die ook het land opgingen), tetrapoden (vierpotige landdieren), hagedissen, kleine sauriërs en Dimetrodon, een Ichtyostega

In Permafzettingen is er sprake van grote riviervlakten zoals in Midden-Duitsland (toenmaals aan de kust gelegen) en Texas.

Vanaf het Trias nemen de sauriërs in aantal en grootte toe. Belangrijke vindplaatsen zijn dan:

- het Moskoubekken (rivieren vanaf de Oeral)

- kust van Antarctica (met grote coniferen-bossen)

- Zuid-Duitsland (nabij de Alpen met coniferen-bossen)

- Noord-Italië (ten zuiden van de Alpen, met vele zeereptielen)

- ten noorden van de Himalaya (rivieren, moerassen, meren met 

  bossen van palmvarens, ginkgo's, benettitales en coniferen)

- Noord-Amerika (nabij de Rocky Mountains, grote bossen met vele sauriërs)

- de kust van Zuid-Engeland (vele zeedieren en sauriërs)

- grote zeebekkens met soms diepe riffen.

- overstromingsgebieden nabij bergen of kusten.
- vele terreinen in West-Europa, Zuid-Amerika, Noord-Amerika, China, Australië, Nieuw-Zeeland en Antarctica  

Veel fossielen zijn opgedolven in enkele savanne-gebieden; Mongolië en Noord-Amerika nabij de Rocky Mountains.

Tot aan het einde van het Krijt leefden vele reusachtige Dino's (lopend, vliegend, zwemmend). Daarnaast vogels, zoogdieren, geleedpotigen, bedektzadigen (angiospermen) enz. Meest opvallend was misschien wel Archaeopteryx tezamen met andere  gevleugelde dino's die in ieder geval veren bezaten.

Na de tweede grote extinctie aan het einde van het Krijt komen we in de wereld die veel op de onze gaat lijken als we letten op de continentenverdeling rond de aardbol en de samenstelling van de enorme rijkdom aan planten en dierenleven. De wel of niet plaatsgevonden hebbende ijstijden (hoeveel?) bepaalden grotendeels de verhuizingen van planten en dieren.

Beroemd werden al de grotten waarin  botfragmenten, werktuigen en rotstekeningen van  hominiden en mensen werden ontdekt in Spanje, China, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en het Rifgebied (de Alduvaikloof) in Afrika. 

Op het eiland Flores werden grotten ontdekt met hominiden die dwerggroei vertoonden en een kleine schedelinhoud

(650 cc). Ze maakten jacht op dieren met zeer eenvoudige wapens. Waren het "apen" of "mensen"?

1.2 Vindplaatsen met grote hoeveelheden fossielen.

Ontleend aan Evolutie door Douglas Palmer.  Uitg. Tirion natuur. 

                                                       

Vindplaatsen West-Europa.

Vindplaatsen Eurazië.

Vindplaatsen Noord- en Zuid-Amerika.

Verklaring: de nrs. geven de vindplaatsen zoals vermeld in Tirion Natuur.

                     De vindplaatsen genoemd door Velikovsky zijn aangegeven 

                     met de letters A t/m H.   

                     De bergen ontstaan tijdens de Caledonische orogenese 

                     zijn weergegeven met kleur oranje.

                     De bergen ontstaan tijdens de Hercynische orogenese

                     zijn weergegeven met de kleur groen. 

                     De bergen ontstaan tijdens de Alpiene orogenese 

                     zijn aangegeven met de kleur rood.
                     Overige berggebieden zijn aangegeven met de kleur bruin.
Deze vindplaatsen in volgorde van ontstaan: (uitgezonderd de laatstgenoemde: Monte Bolca, 50 milj. jr. geleden).

3. Cheng

 

jiang Noord-Korea : 150 soorten in ondiepe zeekust. Bijna alle grote groepen dieren zijn aanwezig van sponzen en wormen t/m vertebraten (gewervelden); waaronder arthropoden (trilobieten e.a.).

4. Burgess Shale (Canada): onderaan een onderzees klif. Een overvloed aan fossiele soorten, vooral arthropoden.

5. Trenton (westkust van de VS): 500 families van zeedieren. koraalriffen, slangsterren, inktvissen, nautiloïden enz.

12. Hunsrück (Duitsland): sponzen, koralen, brachiopoden, crustaceeen, echinodermen, arthropoden, inktvissen, zeespinnen en haaien. Van de vissen: agnatha, placodermen, en longvissen (sarcopterychiers).

13. Gogo (west Australisch kustgebied): actinopterygii (beenvissen), sarcopterygii (kwastvinnigen), placodermen en haaien.

14. Miguasha (kust tgo. New Foundland): 1000-den fossielen; 20 soorten vissen waaronder sarcopterygii, actinopterygii en longvissen. Veel restanten van landplanten vermengd met arthropoden.En Archaeopteris. Ook varenachtige bladeren en een houten stam van het gymnosperme type. De eerste boomvorm op aarde? 18 m. hoog.

19. Bear Gulch (VS, ten oosten van de Rocky Mountains): 100 soorten vissen (4800 stuks, snel begraven) en 5 soorten kraakbeenvissen, waaronder haaien.

20. Mazon Creek (VS, ten zuiden van de grote meren): 150 soorten arthropoden, waaronder libellen, schorpioenen en duizendpoten. En amfibieën. Van de landplanten: wolfsklauwen, zaadvarens en paardenstaarten. 

22. Nyrany (Tsjechie): 150 soorten arthropoden, grote insecten (libellen), 30 soorten vissen en 20 soorten tetrapoden, sauriërs en amnioten

26. Glossopteriden-wouden (oost Australië): 300 m. dikke steenkoollagen, Dus wolfsklauwen, zaadvarens, coniferen, paardenstaarten.

27. Karoo-bekken (Zuid-Afrika):  70 soorten tetrapoden waaronder cynodonten, kleine tot grote planten- en vleeseters.

32. Monte San Giorgio (noord Italië): 100-den grote zeereptielen. 1000-den vissen en schelpdieren.

33. Ferganavallen (Kirgizie):  coniferen, palmvarens, ginkgo's, benettitales. Vele insecten, waaronder titanoptera met een vleugelspanwijdte van 40 cm.

34. Valle de Luna (Zuid-Amerika): 40 m. hoge reusachtige coniferen en grote sauriërs.

36. Hayden Quarry (VS ten oosten van de Rocky Mountains): 1300 vertebraten,  en (bij Ghost Range) 100-den skeletten van Coelophysis (de snelste jagers onder de dino's).

37. Lyme Regis (zuiden van Engeland): grote hoeveelheden fossielen nu aanwezig in musea over de gehele wereld. Vele grote zee- en lucht sauriërs (Ichtyosauriers, Plesiosauriers, Pterosauriers) samen met vissen en haaien.

38. Holzmaden (zuiden van Duitsdland): 500 complete skeletten van Ichtyosauriers en 70 teleosaurische krokodillen.

41. Tendaguru (oostkust van Afrika): 200 ton fossielen weggesleept, waaronder zeer grote dino's zoals Brachiosaurus van 22 m. En: Ramphorynchus, de grote "vogel".

42. Guimarota (kust van Portugal): 10.000-den terrestrische en aquatische fossielen. Schelpdieren, arthropoden, dino's (b.v. Ramphorynchus; geen echte dino), schildpadden, krokodillen, vogels en 26 soorten zoogdieren en tanden van Archaeopteryx.

43. Solnhoven (Duitsland ten noorden van de Alpen): Archaeopteryx, Rhamphorynchus en Pterodactylus. 1000-den fossielen en 600 soorten zee- en landdieren.

44. Morrisonformation (VS oostelijke Rocky Mountains): 1.5 miljoen km2. 44 grote dino's met o.a. Diplodocus, Camarosaurus, Apatosaurus, Camptosaurus, Stegosaurus, Allosaurus. 

44 a Dry Mesa Dinosaur Quarry (VS Colorado): 23 soorten dino's waaronder Supersaurus en Megasaurus. Samen met Pterosauriers, krokodillen, schildpadden, amfibieën, longvissen en vele zoogdieren. 

45. Bernissart (kust Belgie): 30 Iguanodonten en Ornitocherus, een Pterosaurier.

46. Liaoning (China): "vliegende" dino's en dino's met veren die dienden tot verwarming of lokken van partner(?) Verder zoogdieren en vogels. 1000-den fossielen waaronder bloeiende planten (angiospermen).

48. Crato Formatie (oostkust van Brazilië): 100-den insectensoorten, 11 soorten spinnen, 9 vissoorten, Pterosauriers, veren van sauriërs en vogels samen met Nymphaeales.

49. Dinosauer Cove (Australië): 1000-den botten van sauriërs.

51. Neuquén (Zuid-Amerika): reuzesauriërs (o.a. Gigantosaurus) en 1000-den nesten van sauriërs. Vele tetrapoden, krokodillen, slangen en zoogdieren. 

52. Ukhan Tolgod (China): 200 dinoskeletten waaronder Protoceratops en Oviraptor. Ook 1000-den zoogdierskeletten (vele compleet) en 1400 hagedissen.

53. Judith River (Canada, zuid Alberta ten oosten van de Rocky Mountains): 100-den dino's. Veel angiospermen waaronder eikenbomen, 20 soorten zoogdieren en de vogel Quetzalcoatlus

55. Hell Creek (VS ten oosten van de Rocky Mountains): 100 soorten zoogdieren (3x zoveel als dino's) samen met Tyrannosaurus rex, Triceratops en 100-den soorten angiospermen.

56. Crazy Mountains (VS ten oosten van Rocky Mountains): marsupialen (buideldieren), multituberculaten ("kaagdieren"), placentalen (88 geslachten).

58. Green River (VS ten oosten van de Rocky Mountains): 65.000 km2  en een laag van 2 km. meersedimenten. Een miljoen fossielen verzameld: schimmels, planten, insecten, weekdieren, vissen, hagedissen, slangen, schildpadden, krokodillen, vogels en zoogdieren (paarden, tapirs, neushoorns en Uinthaterium (zo groot als een olifant). En een vleermuis! 

59. Abbey Wood (zuiden van  Engeland): zoogdieren, vleermuizen, primaten, paarden, pantodonten, pantolestiden, apatotheria, creodonten, condylarta en artiodactyla (hoefdieren). Samen met 300 soorten angiospermen.

60. Messel (Duitsland): vogels, vissen, krokodillen, schildpadden, salamanders, kikkers, kevers (en vele andere soorten insecten). Ook vele hagedissen, leguanen en slangen. Tot de vogels behoorde o.a. de niet-vliegende reuzenvogel Diatryma, nu Gastornis. Samen met vele soorten planten waaronder dennen, beuken, kastanjes en eiken.

Zoogdieren waren: opossums, insecteneters, viseter, schubdieren, miereneter, carnivoren, knaagdieren, vleermuizen, evenhoevigen en 4 soorten "paarden".

62. Fayum (Egypte, Nijldelta): jacana's, flamingo's, reigers, ooievaars, aalscholvers, visarenden, krokodillen, zeekoeien en schildpadden. Zoogdieren: neushoornachtigen, hyaenodonten, primaten en olifantachtigen.

63. Florissant (VS Colorado): 1500 soorten insecten; zeer gave vlinders. Vele bloemplanten.

65. Riverleigh (noorden van Australië): marsupialia, Neohelos ("nijlpardachtige"), buidelleeuw, kangoeroes, krokodillen, slangen, opossums, (loop)vogels, wallaby's en buidelmollen.Daarnaast vele waterdieren.

67. Silawikformaties (noorden van India): 2-5 km. dikke lagen. Fossielen als dikke aggregaten; 40.000 exemplaren. 13 orden zoogdieren waaronder artiodactyla. Vogels, apen, neushoorns, herten, hyaena's enz. En alle soorten waterdieren.

68. Djurabwoestijn (midden van Afrika): Sahelanthropus, vele soorten waterdieren, amfibieën, knaagdieren, olifanten, paarden, runderen en apen.

70. Sterkfontein (grotten in Zuid-Afrika): Hominiden (Australopithecus africanus, 500 ex.) samen met  runderen, antilopen, hyaena's, sabeltandkatten, leeuwen, luipaarden en arenden. De roofdieren en aaseters leefden in grotten?

78. Magadan (oostelijk kustgebied van Siberië): Dieren gevangen in permafrost. Mammoeten, wolven, neushoorns, bizons en paarden. 

79. La Brea (VS noordelijk Californië): 166.000 botten van sabeltandtijger Smilodon. Bewaard in teerlagen waarin ook planteneters, wolven, coyotes en roofvogels werden gevangen. In totaal 600 soorten! 1 miljoen beenderen van 58 zoogdiergeslachten: kleine knaagdieren, insectivoren, vleermuizen, hazen, bizons en leeuwen. Overige soorten: 138 vogels, 24 reptielen, 6 amfibieën, 3 vissen, 56 mollusken, 168 arthropoden, 80 plantentaxa (groepen).

86. Monte Bolca (Italië ten zuiden van de Alpen): 500 soorten land- en zeeorganismen. 250 soorten vissen, 

1.3 Opvallende vindplaatsen en gebeurtenissen. 

a. Vele vindplaatsen bevinden of bevonden zich aan de oevers van de zeeën of zeer grote meren. Dit geldt voor in totaal 57 vindplaatsen.  Dat is 70%.  Een aantal van de vindplaatsen bevindt of bevond zich aan de rand van de orogenese-zones. Gedeeltelijk valt dat samen met kustgebieden. In totaal 37 vindplaatsen.  Het totaal van beide reeksen is dus meer dan 100%. Het is duidelijk dat er slechts enkele gebieden zijn die geheel buiten de kusten of gebergten vallen. Het zijn de nrs. 27, 64 en 68.
b. Als we aannemen dat de processen van continentverschuiving, orogenese en vulkanisme (samengaand met vaak aardbevingen en tsunami's) zich hebben voltrokken in betrekkelijk korte tijd  dan is het niet moeilijk om al de aardperioden van precambrium tot en met het holoceen samen te brengen in 8000 à 10.000 jaar. Als argument kan in ieder geval dienen dat het invriezen van enorm grote dieren als mammoeten, neushoorns en grote sauriërs in zeer korte tijd moet hebben plaats gevonden. Omdat vele weefsels snel vergaan door bacteriën en schimmels of gegeten worden door roofdieren en aaseters van allerlei soort..
c. Het voorkomen van de midatlantische ruggen op de bodem van alle grote wereldzeeën maakt dat de processen die de verplaatsing van de continenten veroorzaakten vrij snel hebben kunnen verlopen. Tijdens die processen verwisselden Noord- en Zuidpool een aantal keren van plaats. Oftewel het aardmagnetische veld keerde een aantal malen om. Dat zal hoogstwaarschijnlijk snel gebeurd zijn. Een omkering die verloopt in een tijd van eeuwen is hoogst onwaarschijnlijk. Dat de platen nu nog slechts enkele mm' s of cm' s per jaar verschuiven is geheel vanzelfsprekend.

breuklijnen en verschuiving van de aardplaten. bron Wikipedia.

 

d. Het ontstaan van fossiele organismen is heel onwaarschijnlijk. Onder "normale" omstandigheden ontstaan er geen of nauwelijks fossielen. Dieren groter dan 50 cm. of 1 m. zullen altijd opgegeten worden. Ook de botten; door aaseters. En alle dieren vergaan vrij snel door schimmels, bacteriën en kleine organismen in de grond. De verzamelingen grote organismen in grote aantallen op vele plekken op aarde kunnen daarom onmogelijk hun oorzaak vinden in langdurige sedimentatie- en versteningsprocessen.

Om dit laatste toch aannemelijk te maken wordt er gespeeld met fantasieën als: zuurstofloze wateren, snelle afkoeling van water, verzuring van moerassen, meegesleurd worden door rivierstromingen enz.

e. Als gebergtevorming vrij snel verloopt kunnen geweldige stortvloeden van water met aardlagen (zand, klei, modder) enorme oppervlakten bedekken en veel wat leeft meesleuren. Ook boomstammen en struiken. Dieren en planten worden dan niet netjes gesorteerd maar kris kras door elkaar gesmeten en in vele stukken gebroken. Ook roofdieren samen met planteneters.

Als orogenese samen ging met veel vulkaanuitbarstingen, aardlagenoverschuivingen en zeer snelle temperatuurdaling zijn vele merkwaardige verschijnselen rond vindplaatsen van "hopen" fossielen begrijpelijk. Vooral vindplaatsen met grote aantallen insecten, vogels en vleermuizen kunnen dan zijn ontstaan.

 

Velikovsky schreef  zijn boek Earth in upheava in 1956.

Velikovsky verdedigde in dit boek opvattingen die lijnrecht ingingen tegen de toenmalige en huidige theorieën over ontstaan van aardlagen, ijstijden, gebergtevorming en fossilisatie.

Vooral het tempo waarmee de geologische processen plaats zouden hebben gevonden betwist hij. En daarmee de krachten waardoor deze enorme gebeurtenissen plaats vonden.

Ongetwijfeld waren bepaalde opvattingen en uitgangspunten van Velikovsky niet vrij van rijke fantasie en overdrijving. De feiten die hij met altijd uitvoerige bronvermelding ter tafel brengt zijn steeds de moeite waard om te leren kennen. Daarom hier een overzicht van door hem vermelde vindplaatsen van fossielen.

(Op de kaarten zijn deze aangegeven met de letters A t/m/ H).

A. Het Fairbanksdistrict in Alaska: een enorm aantal beenderen in een laag sediment van 45 m. Beenderen van miljoenen dieren: mammoeten, bizons en paarden. Met grote hoeveelheden bomen die in stukken gebroken zijn evenals de botten van de dieren.

B. Liakhof-eilanden, ver binnen de poolcirkel. Het eiland lijkt wel opgebouwd uit beenderen van mammoeten en slachttanden van olifanten.

C. Eilanden van Stolbovoi en Belkor: zelfde situatie als hierboven genoemd. Daarbij ook neushoorns.

D. Old Red Sandstone in Schotland. Half Schotland bestaat uit dit gesteente; 2650 m. hoog. In deze zandsteen miljoenen vissen en andere zeedieren. Vaak complete skeletten, dicht opeengepakt.

Vergelijkbare situaties in Bolca (Italië), de Harz, Thüringen, Saarbrücken, Solnhofen (Duitsland) en diverse plaatsen in Zwitserland en in Aix en Provence.

E. Victoria Cave in Yorkshire: ontelbaar veel mammoeten, neushoorns, nijlpaarden, bizons, hyena's e.a. Vergelijkbare vondsten in Wales.

F. Norfolk: grote en dikke afzettingen van bomen met 60 diersoorten en 68 plantensoorten. Organismen afkomstig van koude, gematigde en tropische gebieden.

G. Noord-China bij Peking: onnoemelijk veel beenderen in spleten en grotten. Dieren van de toendra, steppen en oerwouden.

H. Vero en Melbourne in Florida: aardewerk door mensen gemaakt. Samen met dierenleven uit het Pleistoceen. O.a. de sabeltandtijger Smilodon.

Rotskloven op vele plaatsen in Engeland, Wales, Centraal Frankrijk, Lyon, Dyon, de Franse Middellandse zeekust, Gibraltar, Corsica, Sardinië en Sicilië. Daarin worden vele soorten fossielen gevonden van groot tot klein; zowel van planten als dieren. Veelal versplinterd en verbroken.

Als we alle vindplaatsen die beschreven zijn in het boek 'Trition Natuur' in volgorde bekijken valt op dat er pas 3.5 miljard jr. geleden de eerste tekenen van leven op aarde ontstaan. Vier en een half miljard jr. daarvoor helemaal niets! Gezien vanuit de bijbelse geschiedenisopenbaring is dit totaal ongeloofwaardig! 

Na die 4 miljard jr. is er ong. 3 miljard jr. lang nog bijna niets. Slechts de Stromatolieten (bestaande uit algen en cyanobacteriën) komen tot leven aan de kusten van West-Australië.

Twee miljard jr. geleden werden er minimale structuren gevonden in Rusland, Canada en West-Australië waarvan het nog maar de vraag is of het organismen waren. 

Vanaf 575 miljoen jr. worden er fossielen bewaard van kustgebieden met ondiepe zeeën. Dit gaat door, ook na de grote extinctie einde Perm, tot 20 miljoen jr. geleden. 

Deze vindplaatsen bevinden zich rondom de aardbol: Omgeving New Foundland, Zuid-, Noord- en Oost-Australië, Noord-Siberië, kusten van China, West- en Oost-Canada, Oost- en West- Amerika, gebied van de grote meren in de VS, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Whales, Duitsland, Groenland, Wolga-bekken, Frankrijk, Antarctica, Engeland, Schotland, Portugal, Brazilië, Nederland.

Vindplaatsen die verband houden met (korte?) perioden van orogenese gaan vaak gepaard met de vorming van steenkool. 

V.b. Joggins (VS) 900 m. dik, 45 steenkoollagen

Nyrany (Z.O. Duitsland) In de bossen leven sauriërs en vele andere dieren

Glossopteridenwouden in Australië

Fergano (Zuid-Rusland) nabij de bergen in Kirgizië

Guimarato (Portugal) met sauriërs, zoogdieren enz. enz.

Morrison Fomation (Rocky Mountains) met reuze-sauriërs en vele andere diersoorten.

Bijzonder vind ik dat in de steenkoolformaties veelal allerlei soorten insecten worden gevonden. Dit zijn dieren die normaliter onmiddellijk dienen als voedsel voor allerhande predatoren! En snel weg kunnen vliegen!

Even merkwaardig: de honderden (of duizenden) ingevroren mammoeten (en sommige andere grote dieren) in de permafrost van Siberië.

Welhaast nog vreemder zijn de grote hoefdieren en roofdieren, samen met roofvogels, knaagdieren, vleermuizen en hazen, insecten en vogels die omkwamen in de teervelden van La Brea. Het fabeltje dat hieromtrent verteld wordt is ongelofelijk merkwaardig. Dieren lopen niet per ongeluk in sloten of over te dun ijs. Ze vallen zelfs meestal niet uit bomen. Vogels, vleermuizen en insecten kunnen niet omkomen in teervelden. Een ramp van heel bijzondere aard moet in die omgeving hebben plaats gegrepen waardoor deze totaal verschillende dieren in de daar aanwezige teervelden werden neergesmeten.

Eenzelfde onwaarschijnlijk verhaal wordt vaak verteld over de vele vindplaatsen van vliegende en zwemmende grote sauriërs  en moderne vissen, insecten en vogels.

Opm. de gehanteerde perioden dienen slechts als hulpmiddel om een veronderstelde volgorde aan te geven.