1.1 Inleiding.

Voor alle wetenschappen geldt dat er sprake is van

- abstraheren

- begripsomschrijving

- analyseren

- deduceren

- extrapoleren

- structureren

- concluderen en evt. toepassingen omschrijven.

1.2 De WdW.

Geschikte boeken om de WdW te leren kennen:

L. Kalsbeek: De Wijsbegeerte der Wetsidee. Proeve van een christelijke filosofie.
1977   uitg. Buijten & Schipperheijn.

(met vele wijdlopige uitwijdingen en af en toe verstrikt in eigen redeneringen doordat hij
ontwikkeling van leven uit levenloos en die van mensen uit de dierenwereld mogelijk acht).
Willem J. Ouweneel: Wijsheid voor Denkers. Een inleiding tot de christelijke filosofie. 2016                uitg. Aspekt.

(een inleiding voor jonge studerende mensen die grondiger willen leren nadenken over hun opleiding in techniek of wetenschap).
D.H.Th. Vollenhove  Isagogè philosophiae 

(tekstcritische uitgave; te lzen op website:  Isagogè philosophiae.

Herman Dooyeweerd: In the twilight of western thought. 1968 The Graig Press, New Jersey.

 

De Wijsbegeerte van de Wetsidee (ook wel genoemd Calvinistische Wijsbegeerte of Reformatorische Wijsbegeerte) heeft de wetenschappen in een bepaalde, onomkeerbare volgorde geplaatst. Elke wetenschap met haar eigen specifieke onherleidbare aspect:

wiskunde - fysica - biologie - psychologie - logica - geschiedenis -taalwetenschappen - sociologie - economie - esthetica -  rechtsgeleerdheid - ethiek - theologie.

    aspect:                                           zinkern:

1. het aritmetische aspect       discrete hoeveelheid, vormen

2. het fysische aspect               de energetische wijze van werking, beweging

3. het biotische aspect              leven (het vitale)

4. het sensitieve aspect            gevoel

5. het logische aspect               analytische onderscheidingswijze

6. het historische aspect           vormende macht

7. het linguïstische aspect        symbolische betekening

8. het sociale aspect                 omgang

9. het economische aspect      spaarzame wijze van beheer 

                                                          (van schaarse goederen)

10. het esthetische aspect        harmonie

11. het juridische aspect           vergelding   

12. het morele aspect                liefde in tijdelijke levensverhoudingen

13. het pistische aspect            geloof.

Tussen al deze zinkernen bestaan anterocipaties en retrocipaties.

De zinkernen zijn onherleidbaar tot elkaar. Elke wetenschap heeft haar eigen onderzoeksterrein met specifieke vraagstellingen, methoden en hulpmiddelen.

De menselijke taal is binnen dit systeem het centrale gegeven. Zonder taal is er geen enkele wetenschap mogelijk. Evenmin als het gewone, alledaagse leven.

Elke wetenschap is gebaseerd op de alledaagse kennis en ervaring. Geen wetenschap zonder voorwetenschappelijke kennis.

Geen enkele wetenschap is in staat om het ontstaan van basale onderdelen van de ervaren werkelijkheid te verklaren. Denk b.v. aan licht, materie (atomen, elementaire deeltjes), levende cellen, gevoelens, gedachten, zelfbewustzijn, taal, schoonheid, recht, trouw en geloof. Vanuit deze kernen is het mogelijk om structuren en ontwikkelingslijnen daarbinnen te onderzoeken

Antropologie, medische wetenschappen en technische wetenschappen zijn verzamelnamen. Binnen deze wetenschappelijk gestructureerde methoden komen diverse wetenschappen samen om vele zinvolle handelingen en producten mogelijk te maken. 

De theologie is geen koningin der wetenschappen. Deze gedachte heeft eeuwenlang voortbestaan dankzij de hegemonie van de Rooms Katholieke, de Oosters-Orthodoxe en de Gereformeerd-Orthodoxe kerken. Ze is onttroond! Wel zijn gelovigen en christelijke kerken verplicht het licht van Gods Woord te laten schijnen voor alle menselijk leven. Ook voor de wetenschappelijke ontwikkelingen. Wetenschappers verdwalen anders in duistere gebieden en doodlopende wegen. Theologen kunnen daaruit de weg wijzen. Niet vanuit zichzelf maar vanuit God Woordopenbaring. En deze laatste in verband brengen met de natuur en de geschiedenis. Oprecht luisterend naar wat de wetenschappers te berde brengen; God lovend en dankbaar voor wat er dankzij hun werk mogelijk is; waarschuwend voor risico's en gevaren.

De WdW heeft vaak moeite gehad met het pistische aspect. Omdat volgens de Bijbel het geloof een zaak van het hart is. De opdracht is: heb de Here uw God lief met heel uw hart, heel uw verstand en al uw kracht. De NGB (Nederlandse Geloofsbelijdenis)zegt: we geloven met het hart en belijden met de mond. Uit het hart komen onze diepste verlangens, motieven en aandriften. Vandaar de oproep: geef je hart aan de Here!                                                                                                    Aanhangers van de WdW hebben het 'hart' daarom wel als boventijdelijke geloofs- en liefdesbron omschreven. Dit kan helaas niet waar zijn omdat heel ons leven met de diepste drijfveren aan dit tijdelijke, aardse leven gebonden is. Ook het geloof dat vanuit ons hart ons hele leven (verstand, gevoel en handelen) omspant functioneert binnen de aardse tijd. Het groeit en bloeit in de gang van de tijd.. Wel is het een gave (een geschenk) van God (Ef. 2:8), gewerkt door de heilige Geest, in de harten van mensen die tot geloof komen. 


Het begrip wetsidee bedoelde te zeggen dat er een absolute grens is tussen God als schepper en de kosmos (de geschapen werkelijkheid): de wet. Die grens tussen de Schepper en het geschapene blijkt binnen alle wetskringen op verschillende manier. Binnen de natuurwetenschappen als wetten die de natuur beheersen (sturen). B.v. de zwaartekrachtswet, de verschillende bewegings- en snelheidswetten, de elektriciteitswetten, de wetten rond het verschijnsel magnetisme.
Binnen de menswetenschappen ligt dit ingewikkelder. De "wetten" die daar gelden zijn structurele wetmatigheden die door de mens deels worden waargenomen (geregistreerd) en deels door de mens zelf als normen worden gehanteerd. De objectiviteit die gevonden wordt via waarnemingen en proefnemingen is hier minder of niet verkrijgbaar.

Het lijkt mij onjuist om de wet als grens tussen Schepper en schepsel te stellen. God kwam bij Adam op bezoek en sprak met hem als een vriend met een vriend. Dit wordt later ook over Mozes gezegd. God gaf in het paradijs slechts 1 leefregel en na de zondeval 1 belofte met strafbepalingen. Bij straf moeten we denken aan b.v. "een straffe tegenwind". Het leven op aarde wordt moeilijk. Tot aan de wetgeving op de Sinaï geeft God geen enkele wet. God roept en belooft. God vraagt gewoon gehoorzaamheid. De Sinaï-wetgeving is een extra hulpmiddel om bij God terug te komen. God kan niet wonen temidden van de modderpoel die wij van het leven maken. De Israëlieten deden dat ook in Egypte en weer opnieuw tijdens de woestijnreis. Daarom stierven er duizenden onderweg.
Als de heilige Geest het geloof komt werken in de Here Jezus maakt Hij woning in ons hart en schrijft daarin Gods leefregels (wetten). De wet wordt dan niet meer opgelegd (wij zijn niet meer onder de wet schrijft Paulus in de brief aan de Galaten). We leren leven naar Gods wil (en wet) uit innerlijke overtuiging, vanuit liefde tot God en de medemens (de naaste).

De ordening verkregen door de Calvinistische wijsbegeerte ziet er in grote lijnen als volgt uit:

1. De wiskunde; een stelsel van axioma's die niet bewezen behoeven te worden. Hierop voortbouwend worden systemen van getallen en vormen geconstrueerd die m.b.v. formules kunnen worden omschreven en gedefinieerd. Wiskunde is de meest basale wetenschap. Ze kan niet teruggrijpen op een andere wetenschap. Ze is wel als hulpmiddel goed bruikbaar voor elke andere wetenschap om analyses los te laten op waarnemingen (in  de psychologie en economie om statistische bewerkingen uit te voeren; in de geschiedeniswetenschap om diverse berekening rond menselijk handelen uit te voeren; in de ethiek om modellen op te stellen als consequenties van normatief handelen. Zelfs binnen de theologie kunnen formules worden bedacht om de invloed van diverse geloofsopvattingen te "berekenen". Het aspect 'wiskunde' wordt door de WdW gescheiden in 2 aspecten: het aritmetische en het ruimtelijke aspect (de vormen).

2. De fysica. Vaak aangeduid als natuurkunde. Dit is minder juist omdat de wereld van levende wezens ook tot de natuur behoort. Ze wordt vaak beschouwd als exacte wetenschap omdat ze exacte (meetbare) waarnemingen doet m.b.v. nauwkeurig werkende apparatuur. Waarnemingen die altijd herhaalbaar moeten zijn onder gelijke omstandigheden. Vanwege steeds verfijnder proefopstellingen en bijna grenzeloos veel waarnemingen is de wiskunde bijna een onmisbare hulpwetenschap geworden. Denk maar aan de relativiteitstheorie van Einstein. En ook bij het moleculair onderzoek en het onderzoek van de ruimte .Maar de wiskunde kan nooit dienen als verklaring voor fysische verschijnselen. En nog veel minder als verklaring voor het ontstaan van structuren en processen!   In de fysica draait alles om processen die mogelijk worden gemaakt door krachten en energie.
Elementaire deeltjes zijn vaak geladen. Licht- en geluidgolven kunnen processen in gang zetten evenals de zwaartekracht.
Ook dit aspect wordt door de WdW gesplitst in een kinematisch aspect en een fysisch aspect (energie).

3. Biologie. Ze onderzoekt alles wat met levende wezens te maken heeft en processen die daarin plaats vinden. Ze maakt daarbij gebruik van alle wetmatigheden en krachtvelden die in de fysica ontdekt zijn. Denk maar aan de werking van zintuigen, zenuwstelsel, spierstelsel enz. De organische chemie is noodzakelijke kenbron voor het begrijpen van voeding, vertering, voortplanting enz.
Tussen de fysica als onderzoek van de levenloze natuur en de biologie gaapt een onoverbrugbare kloof. Ontstaan van een levende cel uit levenloze materie in het verleden was een absolute onmogelijkheid. Het lijkt onmogelijk dat de mens met al z'n technisch  vernuft en apparatuur ooit in staat zal zijn om levende cellen en weefsels uit anorganische stoffen te kunnen maken.
Virussen zijn schijnbaar een overgangsstadium tussen levend en levenloos. Dit berust echter op een vergissing of op bijziendheid. Een virus of een bacteriofaag is een kort stuk DNA met een eiwitmantel. Eiwitten kunnen niet uit zichzelf ontstaan en DNA al helemaal niet. De buitenrand van een virus heeft heel bijzondere elementen om een levende cel te kunnen binnendringen. Eenmaal binnengedrongen in een cel kan het virus het gastheer DNA in kleine stukjes knippen (hoe?) en nieuwe eiwitmantels vormen rond die stukjes DNA. Zo kunnen in korte tijd duizenden nieuwe virussen ontstaan.
Het is wellicht wel denkbaar dat virussen op de een of andere wonderlijke manier uit levende cellen zijn ontstaan door processen van degeneratie. Misschien vanwege gevaarlijke straling of giftige stoffen in het milieu. Dan blijft het nog hoogst merkwaardig hoe ongeveer een miljoen soorten virussen, gespecialiseerd om heel verschillende weefsels binnen te dringen en te verwoesten, zijn ontstaan.
Apart van het biologische aspect kun je het sensitieve aspect benoemen. Niet alleen mensen vertonen gevoelsuitingen (vrolijk zijn, droevig zijn, bang zijn) maar dieren ook. Zeker bij alle gewervelde dieren is dat merkbaar. We nemen aan: dat geldt voor alle dieren met een duidelijk aanwezig zenuwstelsel. Vanaf sponzen en holtedieren. Bij 1-celligen ligt dat wel heel moeilijk. Veelal reageren deze wezentjes op prikkels zoals b.v. licht, zuurgraad, zwaartekracht, voedsel .......

4. De logica. Hiermee maken we de overstap naar typisch menselijk "handelen". Apen en leeuwen hebben hun eigen "logica" in al hun doen en laten, evenals zwaluwen en egels. Maar dat is een volledig onberedeneerd bezig zijn omdat ze de taal als voorwaarde voor beredeneren missen.
Er zijn regels nodig om verstandig te redeneren. Oorzaken en gevolgen van processen en menselijke handelingen moeten we goed leren onderscheiden. Hoe trekken we de juiste conclusies uit bepaalde premissen (vooronderstellingen)? Hoe gebruiken we juiste voorbeelden in een betoog om iets aannemelijk te maken? Elke vakman/vakvrouw kent logische handelingen en redeneringen om zijn/haar vak goed te beoefenen. De boer moet weten waarom en hoe hij azijn werk doet in verschillende jaargetijden. De bakker hoe hij diverse broden en taarten klaar maakt. Beiden moeten 'logisch' denkwerk verrichten met het oog op handel en opbrengsten. Iets vergelijkbaars geldt voor elk beroep en elke kunstuiting.

De wetenschappelijke, abstracte logica wordt vooral beoefend door wiskundigen. Ze zoekt naar algemeen geldige denksystemen voor zoveel mogelijk wetenschappen en menselijk handelen.

5. De sociologie. Mensen groeien op en ontwikkelen zich altijd binnen min of meer vaste verbanden van gezin, familie, dorp, stad, land en wereld. Binnen een regio of land zijn er werkverbanden, handelsorganisaties, culturele domeinen, onderwijsinstellingen enz.

Binnen deze verbanden functioneren altijd bepaalde normen of codes voor gedrag. Bovendien beïnvloeden de diverse verbanden elkaar onderling. 

 

6. De geschiedenis. Geschiedenis heeft haar eigen bronnen. Oorspronkelijk bijna uitsluitend geschreven teksten, gebouwen, beeldhouwwerken, muziekstukken en illustraties. Nu sterk uitgebreid met foto's en film. In oude culturen speelden de verhalenvertellers  een grote rol. Geschiedeniswetenschappers proberen vaak een beoordeling te geven van waarde en samenhang tussen de beschreven gebeurtenissen. Geschreven bronnen vormen de kern van deze wetenschap. De overige resultaten van menselijk handelen worden daardoor bepaald.


7. De economie. Mensen willen handel drijven om hun producten op "de markt" te brengen. Hoe regel je productie, prijs en kwaliteit? Welke producten zijn nu gewenst of moeten verboden worden? Welke transportwegen en -middelen ga je benutten? Wie heeft het recht en/of de bevoegdheden om regelend op te treden?

8. De rechtspraak. Mensen beconcurreren elkaar. Bevechten elkaar. Verdedigen hun belangen. Als mensen heel veel van elkaar gaan houden willen ze trouwen. Wie bepaalt met wie? Mag dat alleen voor één man en één vrouw gelden die een huwelijk willen aangaan? Wat zijn rechten en plichten van ouders, kinderen en geadopteerde kinderen?
Wanneer worden jongeren als volwassen beschouwd? Welke studierichtingen en beroepen worden aangeboden en beschermd? Welke plaats hebben sport en kunst daarin?

Welke rechtsregels moeten er minimaal gelden voor een goed overheidsbestuur? 

Bij 5 en 6 (en ook bij de daarop volgende wetenschappen) speelt de overheid een essentiële rol. Heel vroeger de familiehoofden, later de stamoudsten, vervolgens de hertogen, graven en koningen en tenslotte de overheidsorganen en hun parlementen. 

9. De ethiek. Mensen moeten weten waarom ze iets noodzakelijk, goed of fout vinden. De overheid kan ze dat niet bijbrengen omdat die of neutraal is of zich een macht aanmeet die niet rechtvaardig is. Totalitaire overheden of gezagsdragers willen heersen over de zielen (de harten) van onderdanen.
Ouders en godsdienstige leiders mogen hierin een rol spelen. Maar geen dwingende. Omdat elk (opgroeiend) mens tot persoonlijke overtuigingen dient te komen. Al blijven groeps- of geloofsgenoten daarin vaak een grote rol spelen. Ethiek is altijd persoonlijk. Wel na gezonde en deugdzame vorming en opleiding. Ieder mens moet in zijn/haar persoonlijk leven leren onderscheid aan te brengen tussen goed en kwaad.

10. De theologie. Theologie heeft haar eigen kenbron; de bijbel. Ze komt van buitenaf tot de mensen. Daarin is ze vergelijkbaar met de natuurwetenschappen. Haar kenbron is betrouwbaar omdat ze is ingegeven door de heilige Geest; God zelf dus. De bijbel is een gewone menselijk leestekst en behoeft geen eigen uitlegkunde. Wel moet de theologie haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid bewaren tgo. elke andere vorm van menselijk inzicht en redeneren. Ook tgo. elke andere wetenschap.
Ze maakt wel gebruik van overduidelijke resultaten van elke wetenschap als hulpmiddel om Bijbelgedeelten helderder uit te leggen. Dit is zowel voor historische, dichterlijke en onderwijzende gedeelten van belang. De centrale bijbelse boodschap van Gods liefde en gerechtigheid in het werk van de Here Jezus Christus moeten vast blijven staan. Geen enkele andere wetenschap mag komen vertellen hoe de bijbel uitgelegd en toegepast behoort te worden.
Gods Openbaring in de bijbel geeft daarentegen wel licht voor de beoefening van elke wetenschap.
Die "verlichting" dient niet door theologen te worden bewerkt (uitzonderingen daargelaten) maar door  wetenschappers zelf.

Belangrijk bij het bovenstaande is te bedenken dat de wetenschappen in een hiërarchische orde staan t.o.v. elkaar. Zonder dat de één de ander overheerst. Een eerder genoemde wetenschap wijst altijd vooruit naar een latere (b.v. wiskunde naar economie en rechtspraak) en later genoemde wetenschappen maken gebruik van eerder genoemde (b.v. fysica van wiskunde, biologie van fysica en wiskunde en ethiek van rechtspraak). De verschillende wetenschappen vormen als het ware boven elkaar gelegen, parallel lopende wegen naar een beter begrijpen van onze "wereld". Voor een goede 'wereldbeschouwing' (filosofie of wijsbegeerte) is een goed gestructureerde ordening van wetenschappen vereist. Een ordening die de hoofdlijnen van zoveel mogelijk wetenschappen met de voorwetenschappelijke kennis verenigt.

Erg belangrijk: de voorwetenschappelijk kennis omringt blijvend alle wetenschappen als een natuurlijk landschap dat ons mensenleven de moeite waard en leefbaar maakt. Tot de leeftijd van 15/18 jaar beweegt elk jong mens zich daar binnen en leert die kennen en daarvan hopelijk genieten. Voor verreweg de meeste mensen blijft dit zo hun hele leven lang. En dat is prima zo! Al menen vele wetenschappers, inclusief de theologen, ons iets anders aan te praten. We leven niet in een wetenschapswereld, noch in een technische wereld, noch in een cultuurwereld maar wandelen rond in Gods schepping. Ook de wetenschapper als hij/zij eens een tijd(je) niet met zijn/haar wetenschap bezig is! De "verstandige wetenschapper" is (on)getrouwd, heeft wel/geen kinderen, goede vrienden/vriendinnen, enkele hobby's en gaat graag op vakantie. Bij dit alles laat hij/zij zijn/haar wetenschap "thuis".

De technische wetenschappen hebben geen zelfstandig bestaan. Ze vormen de toepassingen van diverse wetenschappen die daarbij vaak door elkaar heen marcheren. Dit geldt evengoed voor de medische wetenschappen. De wetenschappelijke benadering van cultuur- en sportactiviteiten kun je daar ook onder rubriceren. Ze verfijnen (professionaliseren) de uitingen van bepaalde kunsten en sporten. Muziek, zang, dans en toneel zijn in eerste instantie voorwetenschappelijk (evenals b.v. tuinieren, vissen, wandelen) evenals trouwens gezonde vormen van dagelijkse sportbeoefening.

1.3 Wijsgerig enken.

Praten over de wetenschap is zinloos. Er zijn vele wetenschappen die onherleidbaar zijn tot elkaar.

Naast de natuurwetenschappen (fysica, chemie en biologie) zijn er de menswetenschappen (psychologie, rechten, economie, ethiek, taalwetenschap) en natuurlijk de wiskunde. Wiskunde als een heel bijzondere methode om allerhande wetenswaardigs te ordenen. Dit gebeurt in de wiskunde op een bijzondere manier. Vooral met getallen, vormen en symbolen. Nogal abstract dus. 

Een heel eigen plaats neemt de theologie in. Niet dat ze koningin van alle wetenschappen is (zoals in vroeger eeuwen vaak werd beweerd) maar omdat ze als kenbron de Bijbel heeft en weet dat de Bijbel Gods eigen openbaringswoord is. Gegeven aan mensen door de heilige Geest die ook God is. Openbaring omdat het door geen mens kan zijn bedacht. Verborgen voor menselijke waarneming of ervaring en wetenschappelijk onderzoek. Alle andere wetenschappen zijn daarom geen bronnen voor de theologie. 

Wel is de geschapen werkelijkheid bron voor de kennis van Gods grootheid en macht. Maar de natuur zoals ze nu is biedt geen kennis meer van de oorspronkelijke wijsheid en schoonheid van de schepping na de eerste week. Ze is onderworpen aan Gods toorn en daardoor in al haar onderdelen aangetast en vol gebreken in al haar functioneren. En met vele natuurrampen in haar voortbestaan.
Het dierenleven onderling laat vele gruwelen zien. Ik hoop daar later nog wel eens uitvoeriger op terug te komen.
De overige wetenschappen kunnen daarom alleen onder voorbehoud dienst doen als hulpmiddelen bij het theologisch bedrijf. 

Er is binnen de WdW vaak enige discussie geweest over volgorde en aantal van de aspecten of wetskringgen. 

Mij lijkt voorwaarde voor een goede, calvinistische filosofie om de taal te behandelen als grond en voorwaarde voor alle menselijk denken en handelen. Voor alle aspecten vanaf het logische aspect is dat vanzelfsprekend. Maar ook voor de aspecten 1 - 6 is de taal voorwaarde voor alle ordening en invulling van de kringen. Bij rekenen, vormgeving, processen enz. is het benoemen van getallen, vormen, processen en begrippen voorwaarde.  

Bij elke "stap" die een mens zet (wetenschapper of niet) is taal het omringende "landschap" en dragende "grond".  

Taal laat zich daarom niet denken als concretisering van symbolische betekening.

Taal in het algemeen kan niet functioneren als object voor wetenschappelijk onderzoek. Een concrete, levende taal laat zich uitvoerig bestuderen via levend taalgebruik en geschreven bronnen. Ze laat zich altijd op een  gebrekkige manier, overzetten in een andere taal. Zonder haar te objectiveren. 

Het esthetische aspect levert m.i. ook grote moeilijkheden op. Harmonie en/of schoonheidsbeleving is niet of nauwelijks in woorden (normen) te vatten.

De zinkern van het morele aspect lijkt me ontoereikend geformuleerd. "Liefde" is in onze cultuur verworden tot een vaag en onberedeneerd  begrip. Bij het morele aspect zal het in ieder geval moeten gaan over onderscheid tussen goed en kwaad.  Dus over beoordelen van het handelen aan de hand van normen. Normen die worden ontleende aan de Bijbel, een godsdienstig boek of aan menselijke (humane) geloofsovertuigingen of wereldbeschouwingen. Een betere naam voor het morele aspect lijkt me daarom het ethische aspect. Liefde als zinkern daarvan vraagt om een heldere omschrijving ook al is ze niet in woorden te vatten. Ze is in ieder geval niet te beperken tot emotie of gevoel omdat die steeds wisselen per dag en  per uur. Liefde moet komen vanuit het hart. Terwijl we niet echt weten wat we onder het hart moeten verstaan.

De WdW  gaat uit van de individualiteitsstructuur van elk bestaand voorwerp (ding) of wezen. De aspecten zijn geabstraheerde kringen in de ervaren werkelijkheid. 

De wet is de wezensgrens tussen God, de Schepper en het geschapene. Boven heb ik al aangegeven dat ik dat een minder gelukkige term acht. Omdat God  onmiddellijk in het geschapene werkt door WOORD en GEEST. Ik zal daarom voor het begrip 'wetskring' het woord kwaliteitskring gebruiken. 

Omdat elk voorwerp en elke handeling door die kring gekwalificeerd wordt.

Een paar v.b.: 

water en lucht worden gekwalificeerd door de fysische kring vanwege

bouw en functie van hun atomen, moleculen enz. 

een paardenbloem wordt gekwalificeerd door de biotische kring

vanwege de werking van bladeren, wortels, bloemen enz.

een hond wordt gekwalificeerd door de sensitieve kring. 

Kijk maar hoe ze reageren op mensen, soortgenoten, pubs enz.

een mens wordt gekwalificeerd door de pistische kring 

vanwege vertrouwen op God of afgoden. Dat is geestelijk leven.

 

Alles in de schepping wordt gekenmerkt door het bestaan binnen een bepaald aspect.

Bij concrete gebeurtenissen of voorwerpen gaat het om de vraag: 'wat'? 

Bij het aspect gaat het om de vraag 'hoe'? Het gaat daarbij dus om de modus. 

Daarom spreekt de WdW over modale aspecten of modaliteiten.

 

Binnen de eerste 6 modaliteiten kan de wetenschapper komen tot het opstellen van wetten of regels die gelden voor de met elkaar samenhangende verschijnselen binnen zo'n kwaliteitskring. Dus rekenregels en vormstructuren. Of wetten voor de zwaartekracht, de atoomkrachten en het licht. In de biologie voor zenuwwerking en spiersamentrekkingen, voor watertransport en reacties op prikkels. Het zijn geen 'wetten' waarmee God regeert maar wetten die wij formuleren om verschijnselen te begrijpen in hun oorzakelijke en doelmatige verbanden. Biologen willen vaak alleen maar spreken van causale verbanden in het verlengde van de wis- en natuurkunde. Dat is in strijd met de aard van biologische processen omdat doelmatigheid een essentieel onderdeel is van alle groei- en voortplantingsprocessen.

Trouwens even goed van alle ethologische (gedrags-) handelingen.

Er is een absolute tegenstelling (antithese) tussen de Geest van God en de geest van de duisternis.

Deze antithese beheerst het hart en het hele bestaan van ieder mens.

Tegelijkertijd is er de volstrekte solidariteit van alle mensen (christenen en niet-christenen) in de zondeval en ongehoorzaamheid van Adam en Eva, onze eerste voorouders.

Onze grondmotieven komen voort uit ons hart. Uit het hart komen de diepste verlangens. Het zijn de grondmotieven zoals: geldgierigheid, streven naar macht en invloed, seksuele "liefde" (begeerte), rechthebberij, harmonie, vrijheidszin en redelijkheid.

Wij leven en denken vanuit ons hart. Gevoel en verstand hebben van daaruit hun oorsprong. Onze hele persoonlijkheid (onze zelfheid) transcendeert daarom ons denken (verstand) en onze gevoelens.

De Calvinistische wijsbegeerte kan en mag daarom geen immanentie-filosofie zijn.

Voorbeelden van immanentiefilosofie zijn: humanistische filosofie, communistische filosofie, rationalistische filosofie enz.

Kortom: alle -ismen zijn daar v.b. van.

Mooi omschreven: Het archimedisch punt (de Archè) ligt in Christus als herboren wortel van het mensengelsacht, onze wedergeboren zelfheid.

De zin is het naar God verwijzende van alle zijnden.

 

Het grondmotief van de CW (calvinistische wijsbegeerte) is geformuleerd door Dooyeweerd als schepping, zondeval en verlossing door Jezus Christus in gemeenschap met de heilige Geest.

De zondeval veroorzaakte de geestelijke dood van de mensen en zonde is een valse relatie met God.

Prof. J. Kamphuis (docent aan de vroegere TH in Kampen) betitelde dit grondmotief (ongeveer 70 jaren geleden) tijdens een lezing in Groningen als een uitkapping uit Gods Woord.

Dat dit risico levensgroot aanwezig was is gebleken uit diverse vormen van uitleg en toepassing van dit grondmotief door verschillende WdW-ers. 

Rond de uitleg wat het 'hart' en het 'voortbestaan van de ziel' bleek de bijbel niet altijd gezaghebbend. Bij iemand als Kalsbeek gaat het helemaal mis bij zijn beoordeling van de evolutietheorie en daarmee het ontstaan van zonde in de wereldgeschiedenis.

Kalsbeek is bovendien van mening (met een beroep op Dooyeweerd) dat:

1. de logische wetten voor het denken niet zijn verstoord

2. de structuur van de aspecten en de structuur van de aard van concrete schepselen en de
    goddelijke beginselen als richtsnoer voor het menselijk handelen niet zijn veranderd.

3. Gods algemene genade de doorwerking van de zonde gestuit heeft. Daardoor zijn nog
    allerlei 'lichtvonken' in de cultuur aanwezig (zoals ook de Dordtse Leerregels belijden).

 

Ik denk daarbij: allemaal nogal verregaande theologische gedachten die merkwaardige opvattingen opleveren door het menselijk denken.

Er werd daardoor heel wat "theologie" bedreven binnen aanhangers en volgelingen van de WdW. Niet verwonderlijk in een gereformeerde wereld!

Dooyeweerd wilde zelf geen theologische bemiddeling bij de uitleg en toepassing van het grondmotief. Het grondmotief raakt volgens hem rechtstreeks het menselijk hart.

M.i. was het veel beter geweest om Gods hele Woordopenbaring als grond en uitgangspunt van de CW te beschouwen en benutten. Dat biedt alle ruimte voor verder en dieper doordenken van wijsgerige problemen. Waarbij de vaste norm toch gehandhaafd blijft: de hele bijbel als Gods betrouwbare openbaring. Als dan maar niet de huidige algemeen gangbare uitvlucht wordt gebruikt: "iedereen leest de bijbel op eigen manier". Met die slogan gaat het even goed helemaal mis met het nu geldende 'grondmotief'.

De vastheid en betrouwbaarheid van de Bijbel ligt vast in het werk van de heilige Geest die dat Woord gegeven heeft. Biddend Bijbellezen biedt de enige garantie voor gezonde toepassing in de filosofie. Evenals voor alle andere "takken van sport". 

Geen aparte 'bril' is daarvoor nodig. Vaak worden als zodanig genoemd de belijdenisgeschriften. Of als die niet meer functioneren de culturele ontwikkelingen, de resultaten van "wetenschap", het gevoel en/of stemmen (roepingen) van God. 

 

De verschillende aspecten zijn allemaal onderling met elkaar verbonden. Door anticiperende (naar de bovenliggende aspecten) en retrociperende  (naar de onderliggende aspecten) verbindingen.

B.v.: Een krokus wordt bepaald door het biotische aspect maar vertoont getalsmatige en fysisch-chemische eigenschappen. Ze speelt ook een rol in het economische verkeer, het juridische spel van krachten bij koop en verkoop en is van belang in het geloofsleven om de Schepper te eren en te bezingen. Bedenk zelf maar eens hoe een radio z'n anticipaties heeft naar boven en retrocipaties naar beneden.

Van hieruit kun je de begrippen objectzijde en subjectzijde van een wezen begrijpen. Een plant of een dier is subject binnen de ethische en economische  kwaliteitskring. Hetzelfde dier of dezelfde plant is object voor de aritmetische en de fysische kwaliteitskring.

 

De verschillende aspecten zijn onderling onherleidbaar van elkaar.

Je kunt fysisch-chemische processen niet verklaren door alleen maar te redeneren vanuit vormen en getallen.

Biologische processen kun je niet verklaren vanuit getallen, vormen en fysisch-chemische processen. Dit laatste wordt wel vaak gedaan door evolutionisten en vele fysici en chemici als ze zich met levende wezens bezig houden. Het onherleidbare geldt eveneens voor de onderlinge aspecten van de door de mens beheerste kwaliteitskringen. Ethische en juridische normen en waarden laten zich niet vanuit elkaar verklaren. Het is des te belangrijker om geloofskennis niet te verklaren vanuit geschiedenis, ethiek of culturele ontwikkelingen.

Let er intussen wel op dat kunst en cultuur geen kwaliteitskringen zijn. Kunst- en cultuuruitingen functioneren binnen elke kring.

Bovendien veronderstel ik dat uitingen van kunst (dans, schilderkunst, muziek etc.) alle kringen overstijgend zijn. En daardoor niet te vatten in een bepaalde wetenschap.

Creativiteit laat zich niet vatten binnen een denksysteem.

Elke kwaliteitskring heeft een zinkern. De centrale begrippen van een zinkern zijn niet te definiëren. Denk maar aan begrippen als leven, liefde, hart, geloof etc.

 

Beschouwingen over taal, tijd, ruimte en historie.

(in verband met geologie en kosmologie).

Gods WOORD en GEEST deden en doen alles ontstaan; ook het geloof!

Deze ontstaansprocessen zijn op geen enkele manier door de mens te kennen of te bestuderen.

Daarom mag geen enkele wetenschap God als verklarend begrip ter sprake brengen.

De natuurwetenschappen mogen God evenmin noemen als oorzaak van waargenomen processen of als verklarend principe.

Gelovigen en ongelovigen kunnen daarom samenwerken in de natuurwetenschappen als ze zich houden aan de waargenomen verschijnselen en conclusies die daaruit volgen.

In de normatieve wetenschappen waarin het menselijk handelen de hoofdrol speelt ligt dat ingewikkelder. De geloofsovertuiging van een wetenschapper zal zijn houding t.o.v. waargenomen verschijnselen en menselijke beslissingen mee laten wegen bij beoordeling van processen en doelstellingen. Denk maar aan slavernij, atoombewapening en handelsoorlogen en vredesbewegingen. En aan onderlinge twisten en ruzies die ontstaan uit naijver of jaloezie.. 

 

God regeert al het geschapene en het door mensen ontworpene door Zijn WOORD en GEEST. Door boosaardige zaken uiteindelijk tegen te staan en teniet te doen en door goede plannen en hun uitvoering te zegenen; te bevorderen.

Het wezenlijke verschil tussen Gods schepping en onderhouding van de wereld (levend en levenloos) is dat de laatste toegankelijk is voor wetenschappelijk onderzoek. Doordat ze procesmatig verlopen in de tijd.

Denk maar aan het weer. Nooit zullen we kunnen begrijpen hoe de complete dampkring is ontstaan. Ze is trouwens oneindig veel ingewikkelder dan de meeste boeken ons willen laten geloven. Daarover misschien later. Maar het weer van vandaag, morgen en overmorgen laat zich voorspellen dankzij uitgebreide kennis van lucht- en waterstromingen, hoge en lage drukgebieden, windsnelheid en -richting enz. 

Zo ook de ontwikkeling van een menselijk embryo dankzij de nieuwste onderzoektechnieken in de medische en biologische wetenschappen. Van eicellen en zaadcellen, bevruchting en groei naar morula, blastula, gastrula en weefselstrengen. Vandaaruit de ontwikkelingen door specialisatie van cellen en weefsels tot hart, zenuwen, hersenen, bloedvaten, spieren, beenderen, klieren enz.

Processen die regelmatig verlopen in de tijd en elkaar wederzijds oorzakelijk beïnvloeden. Totdat de geboorteprocessen onder invloed van hormonen en hersenen op gang gebracht worden. En met gejuich de pasgeboren baby wordt verwelkomt in onze wereld.

Daarbij geldt: welk een overweldigende doelmatigheid.

Toch geloven we dat de wording en geboorte van een mensenkind altijd Gods schepping is omdat het niet alleen maar een biologisch wezen is (een "dier", zoals steeds vaker geleraard wordt) maar eveneens een geestelijk wezen. Een geestelijk wezen dat kan leren praten, lachen, denken, liefhebben en ............. Daarbij vertoont het reminiscenties van het beeld Gods. Doordat zijn/haar eerste voorouders naar Gods beeld geschapen werden. Onherstelbaar stuk gebroken (vgl. met een gevallen kostbare glazen vaas) maar die nieuw geschapen kan worden door het werk van Zoon en Geest. Als die groeiende baby leert geloven en wil blijven wandelen in geloof aan Gods hand. 

Sinds Einstein weten we dat ruimte en tijd, en daarmee snelheid op elkaar betrokken zijn. 

Evenals materie en energie: E=mc2  

Geen probleem zolang filosofen en theologen hiermee niet aan de haal gingen door te verklaren dat alles relatief is. Nu kun je die laatste uitspraak goed uitleggen en toepassen. Echter: de bedoeling van die meegaandheid was om duidelijk te maken dat er van gezag geen sprake meer kon zijn. Geen leergezag in de kerk of op school (catechisatie) en tenslotte evenmin overheidsgezag. Alle gezag moet worden gelegitimeerd door volksvertegenwoordigers, juristen, wetenschappers (o.a. theologen), kerkelijke vergaderingen en tenslotte het (gewone) volk.

De onoverbrugbare verschillen tussen de grote taalgebieden zijn niet te verklaren vanuit geleidelijk verlopen evolutieprocessen. Geweldige schema's waarin alle hoofdtalen van de wereld op een overzichtelijke manier gerangschikt zijn suggereren dat wel maar bieden geen oplossing voor het ontstaan van tientallen grote taalfamilies. Zie voor een interessante inleiding het art. in Logos:

https://logos.nl/ontstaan-van-talen-wetenschappers-komen-steeds-dichter-bij-babel/
Vanzelfsprekend dat talen als Nederlands, Fries, Engels en Duits in de loop van eeuwenlange geschiedenis steeds meer van elkaar vervreemd zijn en misschien in samenhang met elkaar ontstaan zijn. Maar de verschillen tussen b.v. Chinees, Russisch, Arabisch, Swahili, Spaans en de talen van de Eskimo's en Indianen zijn zo fundamenteel dat er van geleidelijke evolutie geen sprake kan zijn. Door te veronderstellen dat er superfamilies van talen zouden zijn probeerden taalwetenschappers tot een soort oertaal te komen. Helaas, onbewijsbaar!

In dat opzicht vertoont dit werk van taalwetenschappers grote overeenkomsten met dat van evolutiebiologen.