Steve Brusatte vertelt hierover in zijn boeiende boek De opkomst en de ondergang van de Dinosaurus (2018).

Brusatte is een groot kenner van de Dino-wereld. Hij heeft meegedaan aan vele veldonderzoeken en heeft vele skeletten en beenderen in musea over de hele wereld onderzocht.

Zijn boek is een goed hulpmiddel om van dino's te gaan houden. Behulpzaam daarbij was het boek van Tirion natuur Evolutie met geweldig mooie illustraties. Met daarnaast De oerwereld van de Dinosauriërs (eveneens van Tirion Natuur, 1993). En niet te vergeten: Encyclopedia of Dinosaurs o.l.v. Peter Dodson (1990).

 

In 2015 beschreef Brusatte samen met een collega het skelet van Zhenyuanglong suni. In China.

Het skelet vertoonde opvallende kenmerken:

- het had lichte, holle beenderen

- magere poten als van een reiger

- een slank skelet

- bedekt met "veren". 

Veren tussen aanhalingstekens omdat ze borstelig waren en op hoofd- en nekharen leken. Lange "veren" op de staart en elkaar bedekkende "veren" op de voorpoten. Dus ze hadden "vleugels".

Let op de bijzondere positie van dit skelet! Dit komt heel vaak voor.

 https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/7/7b/Zhenyuanlong.jpg/266px-Zhenyuanlong.jpg

 

Op de conclusie van de schrijver: "Deze dinosauriër leek precies op een vogel" valt m.i. wel wat af te dingen.

Daar kom ik aan het slot van dit hoofdstuk wel op terug.

Hiermee is de schrijver aangekomen bij de afsluitende periode van zijn onderzoek. Dit om meteen zijn 

grote interesse voor de afstammingsidee van de vogels uit dino's vast te stellen.

 

Ong. 340 milj. jr. geleden, tijdens het onder-Carboon, werden de eerste amniotische eieren op het land gelegd. Probeer je in te denken welk een kolossaal veranderingsproces dit betekent! 

Daarvoor nog maar een keer de bouw van een vogel- of reptielen ei:

1. kalkschaal
2. schaalvlies
3. binnenste schaalvlies
4. hagelsnoer
5. buitenste eiwit
6. middelste eiwit
7. dooiervlies
8. dooier
9. kiemvlek (of vormingsdooier)
10. donkere eigeel
11. klare eigeel
12. binnenste eiwit
13. hagelsnoer

14. luchtkamer
15. cuticula


Hoeveel mutaties zouden hiervoor nodig zijn??

Denk daarbij ook aan: 

- de bouw van de voortplantingsorganen

- het (broed)gedrag van de dieren

- de voortplantingsrituelen

- de zintuigen

- de ontwikkelingen van het jong in en buiten het ei.


Het alleroudste reptiel is niet bekend. Dus er bestaat slechts een voorouder in de fantasie!


In de tijd van de Dinosauriërs leven ook de Zoogdieren.


Deze twee groepen beconcurreren elkaar niet omdat zoogdieren een totaal andere bouw en wijze van voortplanting kennen. Denk aan baarmoeder, placenta, melkklieren, beharing enz. enz. 


Binnen bepaalde ecosystemen hebben de zoogdieren altijd een enorme voorsprong als het gaat om zich handhaven t.o.v. reptielen. De reusachtige grootte van vele sauriërs speelt hierbij nauwelijks of geen rol.


Toepassing van macht en geweld speelt geen belangrijke rol in het dierenrijk.


Het dierenleven tijdens periode I (het Paleozoïcum): ontstaan van eencelligen, ongewervelden, vissen, amfibieën, reptielen.

Het dierenleven tijdens periode II (het Mesozoïcum): ontstaan van zoogdieren en vogels.


Het plantenleven tijdens periode I (het Paleozoïcum): ontstaan van algen, schimmels, vaatplanten, mossen, varens, paardenstaarten.

Het plantenleven tijdens periode II (het Mesozoïcum): ontstaan van naaktzadigen en bedektzadigen.


Het lijkt me een goede veronderstelling om de perioden I en II parallel te laten verlopen. 

Of het eveneens mogelijk is periode III (het Kaenozoïcum)  hiermee te laten samenvallen zullen we naderhand moeten beoordelen.

5.1. Gedurende het Perm.

Tijdens het Perm verandert het klimaat. Pangea had eerst in het geheel een vochtig en warm klimaat zonder seizoenen. Geen ijsgebieden bij de polen. Zeestromen zorgden voor een gelijkmatige verdeling van de temperatuur. Later verandert dit. Er ontstaan natte en droge perioden en koude en warme (hete) seizoenen. Rond de evenaar wordt het warmer en richting de polen kouder.

Vele amfibieën en reptielen leven in de dichtbegroeide wereld van de kusten en overstromingsgebieden. Kleine insectenetende reptielen trekken hogerop de drogere gebieden in.

In de laaglanden "experimenteren" de reptielen met nieuwe eigenschappen en ontstaan vele nieuwe groepen.

Als eerste de Anapsida: de schedel achter de oogkassen is helemaal gesloten.

Dat heet 'primitief'. Geen enkel organisme is ooit primitief  gebouwd. Bij nader onderzoek blijkt altijd de meest perfecte bouw om te kunnen overleven. Zowel bij (cyano-)bacteriën, schimmels, wormen enz. enz.

De Anapsida zijn einde Perm uitgestorven. Schildpadden kunnen als Anapside beschouwd worden. Het kan ook zijn dat hun schedelopening is dichtgegroeid. Ze ontstonden in het Trias. 


Als tweede de Synapsida: met één extra opening achter de oogkassen. Hiertoe behoorden de zgn. zoogdierreptielen (o.a. de Cynodonten) en de huidige zoogdieren.

Als derde de Diapsida: achter de oogkassen bevinden zich twee openingen.

Hiertoe behoren de krokodillen, hagedissen en slangen samen met alle uitgestorven dino's. Ok de vogels worden hiertoe gerekend, hoewel ze beide openingen missen. Op grond van de evolutiegeschiedenis moeten beide openingen zijn dichtgegroeid. Dit type omgekeerde redenering komt nogal eens voor! Zo wordt de theorie schijnbaar gered!


Als vierde de Euryapsida: er is nog slechts één opening aanwezig doordat de bovenste opening is verdwenen. Dit was het geval bij de Ichtyosauriers en de Plesiosauriers. 


De eerste synapsida zouden de Pelycosauriers geweest zijn. Ze waren omnivoor en hun nazaten werden herbivoor of carnivoor. Ze werden groter en ontwikkelden wel of geen rugzeil. Die rugzeilen waren wellicht nuttig voor de temperatuurregeling of voor pronk- en dreiggedrag.

Nu leert de theorie dat de Dinosauriërs niet uit de eerste reptielen ontstaan zijn. Nee, uit de reptielen ontstonden de zoogdierachtige reptielen, de Therapsiden. En daaruit vervolgens de Dinosauriërs.

Uit zeer vroege reptielen (synapsida) ontstaan de voorlopers van de zoogdieren, de Cynodonten. 

De Pelycosauriers speelden hierin een belangrijke rol.

In een groeve bij het Orlando-meer in Oklahoma worden vele skeletten van deze dieren gevonden: Dimetrodon, samen met haaien, longvissen en grote amfibieën. De laatste zijn tot grote hopen op elkaar geperst.

Diverse Pelycosauriërs. Bron Wikipedia

Beroemde v.b. van amfibieën uit die tijd waren Seymouria en Diadectes. Ze worden beschouwd als overgangsvormen tussen reptiel en amfibie. Diadectes had snijtanden voorin en maaltanden achterin de bek. Ze worden wel gerekend tot de Reptiliomorpha. De grote vraag is natuurlijk of ze eieren op het land legden en dus amnioot waren.  Diadectes had de aanleg voor een verbeend gehemelte. Belangrijk voor de ademhaling. Dit komt ook voor bij latere reptielen maar is op zichzelf geen argument voor ontwikkeling in de richting van de reptielen. Evenmin als de maalkiezen trouwens.       

Seymouria                                                                                                         Diadectes.

 

Beroemde v.b. van amfibieën uit die tijd waren Seymouria en Diadectes. Ze worden beschouwd als overgangsvormen tussen reptiel en amfibie. Diadectes had snijtanden voorin en maaltanden achterin de bek. Ze worden wel gerekend tot de Reptiliomorpha. De grote vraag is natuurlijk of ze eieren op het land legden en dus amnioot waren.  Diadectes had de aanleg voor een verbeend gehemelte. Belangrijk voor de ademhaling. Dit komt ook voor bij latere reptielen maar is op zichzelf geen argument voor ontwikkeling in de richting van de reptielen. Evenmin als de maalkiezen trouwens.       

Watongia komt in beeld als het gaat om een overgang tussen de Pelycosauriers en de Therapsiden. 

Watongia was een vleeseter. De Therapsiden worden einde-Perm de overheersende groep. Ze komen ook voor op de hogere breedten, tot 700  NB.

Deze  'proto-zoogdieren' hadden de volgende zoogdierachtige kenmerken:

- een meer opgerichte houding met poten rechter onder het lichaam

- ze waren misschien levendbarend en zoogden hun jongen

- sommige hadden misschien een vacht van haren

- ze hadden uitstekende oorschelpen aan hun hondachtige kop met natte 

  neus, snorharen, soepele lippen en uithangende tong bij uithijgen. 

- misschien een vermogen tot endotherme temperatuurregeling.

 

Bij veel van het bovengenoemde lijkt me de wens de vader der gedachten. Verreweg de meeste zijn onwaarneembaar/onbewijsbaar. Alleen de eerstgenoemde heeft werkelijkheidswaarde en is van belang voor een eventuele evolutionaire ontwikkeling.

 

Intussen blijft het onbegrijpelijk dat zoogdieren met hun enorme voorsprong voor wat betreft hun functionele lichaamsbouwbouw en verbazingwekkende voortplantingsmogelijkheden bijna met uitsterving werden bedreigd na miljoenen jaren leven op aarde. Na het Krijt kwamen ze wonderwel tot een overheersende verspreiding over alle gebieden op aarde. 

 

Onder de Therapsiden in het Perm waren er dieren die hun heil zochten in terugkeer naar het water. Deze dieren moeten eierlevendbarend zijn geweest omdat ze geen amnioten waren. Bij deze terugkeer was er sprake van analoge ontwikkeling bij diverse groepen. Vgl. de huidige zeehonden, walvissen, vinvissen etc.

Watongia komt in beeld als het gaat om een overgang tussen de Pelycosauriers en de Therapsiden. 

Watongia was een vleeseter. De Therapsiden worden einde-Perm de overheersende groep. Ze komen ook voor op de hogere breedten, tot 700  NB.

Deze  'proto-zoogdieren' hadden de volgende zoogdierachtige kenmerken:

- een meer opgerichte houding met poten rechter onder het lichaam

- ze waren misschien levendbarend en zoogden hun jongen

- sommige hadden misschien een vacht van haren

- ze hadden uitstekende oorschelpen aan hun hondachtige kop met natte 

  neus, snorharen, soepele lippen en uithangende tong bij uithijgen. 

- misschien een vermogen tot endotherme temperatuurregeling.

 

Bij veel van het bovengenoemde lijkt me de wens de vader der gedachten. Verreweg de meeste zijn onwaarneembaar/onbewijsbaar. Alleen de eerstgenoemde heeft werkelijkheidswaarde en is van belang voor een eventuele evolutionaire ontwikkeling.

 

Intussen blijft het onbegrijpelijk dat zoogdieren met hun enorme voorsprong voor wat betreft hun functionele lichaamsbouwbouw en verbazingwekkende voortplantingsmogelijkheden bijna met uitsterving werden bedreigd na miljoenen jaren leven op aarde. Na het Krijt kwamen ze wonderwel tot een overheersende verspreiding over alle gebieden op aarde. 

 

Onder de Therapsiden in het Perm waren er dieren die hun heil zochten in terugkeer naar het water. Deze dieren moeten eierlevendbarend zijn geweest omdat ze geen amnioten waren. Bij deze terugkeer was er sprake van analoge ontwikkeling bij diverse groepen. Vgl. de huidige zeehonden, walvissen, vinvissen etc.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/d2/Placerias.jpeg/266px-Placerias.jpeg

 

 

Aan het einde van het Perm vindt het volgende plaats:

alle Gorgonapsida sterven uit,

bijna alle Therocephalia sterven uit,

vele Dicynodonten sterven uit,

alle Pareiasauriers sterven uit. Dit waren planteneters en behoorden tot de Anapsida. De Pareiasauriers behoren tot de Cotylosauriers die beschouwd worden als de  stamgroep van alle reptielen. De Cotylosauriers op hun beurt zouden zijn voortgekomen uit de Labyrentodonten  de belangrijkste groep van grote amfibieën. 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/5/58/Pareiasaurus_serridens.jpg/266px-Pareiasaurus_serridens.jpg

 

De heerschappij van de Therapsiden wankelt maar herleeft in het Trias, door de opkomst van de diapside reptielen. De Archosauriers verschijnen op aarde. Daaruit ontstaan de Dinosauriërs 

In het gebied van het Heilige Kruisgebergte in Polen worden duizenden pootafdrukken van hagedissen, amfibieën en zoogdieren samen met die van sauriërs gevonden. 

Gedurende het Perm (250 milj. jr. geleden) leefden hier: 

- salamanders zo groot als honden,

- Pareiasauriers, 

- Dicynodonten (waaruit de zoogdieren ontstaan) zo groot als varkens; met vacht. Waren ze
   warmbloedig?


Tegen het einde van Het Perm ontstaan er km's lange scheuren in de aardkorst van Noord- en Centraal-Azië. Miljoenen km2  worden met lavastromen bedekt. De grote basaltvlakten in Siberië.  

De coniferenwouden sterven af door de enorme stof- en gaswolken en de zure regen. Natuurbranden en modderstromen vagen de bossen weg. Het CO2 -gehalte stijgt enorm en de temperaturen lopen op.

Het zeewater wordt zuur en O2 arm. Schattingen geven aan dat 90% van alle organismen de dood vindt.

Er zijn daarna geen bloemplanten (angiospermen) meer.

5.2 Gedurende het Trias.

 

Opm.: Radiometrische datering (van K naar Ar) is alleen mogelijk als vloeibaar materiaal afkoelt naar vast gesteente; dus verandert in basalt of graniet. Van zand- en kleisteen kan met die methode niet de  ouderdom worden bepaald. Een oplossing voor dit probleem is mogelijk als een sedimentgesteente zich bevindt tussen 2 vulkanische gesteenten. Soms kan de bepaling ook dankzij afzetting van kristallen in het sediment. Maar dit is een erg dure methode.
Binnen het Trias zijn er erg weinig dateringen!!De eerste echte Dino werd gevonden in Argentinië. In de Valle de la Luna, dicht bij de Andes. Hier werden enorme hoeveelheden botten en skeletten opgegraven van Herrerosaurus.

 

 Herrerosaurus.     Eveneens de omnivoor Eoraptor.  Bron Wiikipedia.

Deze dieren leefden temidden van: Zoogdieren, Therapoden (vleeseters), Sauropoden (de grote, zware 'langnekken') en Ornithischia (planteneters)

 

Het blijft vergeefs zoeken naar voorouders bij al de genoemde groepen!

 

Tijdens het Trias komen we in een wereld van hoge bergketens die ontstaan door bewegende landdelen. Er zijn geen ijskappen; geen poolgebieden. Er bestaan geen echte winters en de tropen zijn erg warm. Tussen 300  NB en 300  ZB vormen zich enorme woestijngebieden. Er ontstaan vele nieuwe soorten planten en dieren zoals vroege zoogdieren, amfibieën en reptielen. Of worden die ontdekt in nieuw ontstane ecologische niches? 

 

In Portugal, de Algarve, bevindt zich een 50 cm dikke kleisteenlaag  vol met botten, liggend in een chaotische hoop. Honderden reptielen, schildpadden, salamanders, hagedissen, krokodillen, vele soorten insecten en zoogdieren.

Maar er waren geen Dino's in de drogere gebieden van Spanje, Portugal, Marokko en de oostkust van Noord-Amerika. Wel in Brazilië, India en Argentinië.

Ecologische omstandigheden bepaalden blijkbaar grotendeels het vinden van fossiele diersoorten!

 

In vochtiger gebieden van het Noordelijk Halfrond, in Duitsland, Frankrijk en Zwitserland worden massagraven ontdekt met o.a. Plateosaurus. Er zijn wel 50 vindplaatsen met vele skeletten temidden van andere dieren als schilpadden, krokodillen en kleine zoogdieren. 

 

Het lijkt er op dat Dino's zich na verloop van tijd verplaatsten naar drogere en zelfs woestijnachtige gebieden. In Noord-Arizona en New Mexico met rode zandsteen en kleisteen vinden we de 500 m. dikke Chinle Formation. Gedurende het laat-Trias ontstond hier in het Forest National Park  1000-den gefossiliseerde bomen. Eveneens een massagraf van 100-den skeletten van Coelophysis. Ze zijn nu verspreid over vele musea over de hele wereld

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/8/80/Coelophysis_size.jpg/260px-Coelophysis_size.jpg
In dezelfde omgeving werden naderhand duizenden botten opgegraven. Een rivier had de ongelukkig omgekomen dieren meegesleurd, zegt Brusatte.
Langs de oostkust van de VS loopt een 1500 km. lange reeks van rif-bekkens. Vanaf Canada tot North Carolina. Ze liggen op de breuklijn waarlangs Pangea scheurde. Er ontstaan grote meren die weer uitdrogen door de hitte. Dit herhaalt zich vele malen. Vissen, dino's en Pseudosuchiers komen om in duizenden meters zandsteen, kleisteen en andere afzettingen. Hetzelfde gebeurde in Brazilië, Portugal en Marokko.  Allemaal gelegen op dezelfde breuklijn. De temperatuur op aarde stijgt 3 à 4 graden. De megamoessons worden nog extremer. Van de plantensoorten sterft 95% uit. En daarmee amfibieën, dino's en zoogdierverwanten. Overal worden sporen van deze dieren gevonden in de afzettingen. Maar nadat de lavastromen veel wegvaagden gaan de sporen van veel nieuw ontstane dino's overheersen. Grotere dino's gaan overheersen temidden van nieuwe soorten varens en Ginkgobomen. Van de Pseudosuchiers overleven alleen enkele primitieve krokodillen. Er bestaat geen verklaring voor de overwinning door de sauriërs over al het andere dierlijke leven in het Trias.  En voorouders van de nieuwe klassen en orden van Sauriërs zijn onbekend.
Op het Schotse eiland Skye beginnen de gigantische Sauropoden op te duiken. Lange linten van kuilen in een patroon van link-rechts blijken de sporen van deze dieren. Samen met die van zoogdieren die er uitzien als bevers.Sporen van Brontosaurus, Brachiosaurus en Diplodocus.

In het begin van het Trias (of einde-Perm) ontstaan de Lepidosauriers. Het zijn diapsiden, zoals alle reptielen. Er zijn echter alleen fragmenten en schedels gevonden. Tot de Lepidosauriers behoren hagedissen, brughagedissen en slangen. Over hun ontstaan is weinig of niets met zekerheid te zeggen.

In het Trias leven eveneens de Thecodonten. Dit zijn ook diapside dieren maar dan met tanden die met een wortel in de kaak zijn geplaatst. Dit komt voor bij krokodillen, zoogdieren en mensen.

Uit de Thecodonten zouden de Dinosauriërs, de Pterosauriers, de Ichtyosauriers en de krokodillen zijn ontstaan. 

Een goed v.b. van een Thecodont is Thrinaxodon, een Dicynodont.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/e/e2/Iziko_Thrinaxodon_fossil.JPG/260px-Iziko_Thrinaxodon_fossil.JPG

Dit dier wordt beschouwd als een overgangsvorm naar de Therapsiden. Het vertoont allerlei geavanceerde elementen op weg naar de zoogdieren:

- gedifferentieerd gebit met kiezen, snijtanden en hoektanden

- kiezen multicuspidaat

- een snelle renner op vooral de achterpoten

- een secundair benig verhemelte

- kleine kanaaltjes in het neusbeen. Daarin liepen zenuwen en bloedvaatjes.

  Dan ook snorharen. En indien snorharen dan waarschijnlijk een vacht.

- in de vacht zweetklieren en geurklieren?

- geen buikribben. Daarom een middenrif voor nog betere ademhaling.
   Daarom ook warmbloedig (endotherm)??

- 7 halswervels aanwezig net als bij alle zoogdieren. 

 

Bedenk hierbij wel dat de Dicynodonten synapside dieren zijn, net als de zoogdieren. 

Alle Dinosauriërs zijn diapside dieren.

Weer zien we dat er toe geredeneerd wordt via allerlei onbetrouwbare tussenstappen naar het "zoogdier". Maar waarom zijn juist deze dieren dan op weg naar de ondergang??

 

Het Karoo-bekken is een heel unieke vindplaats. Hier weren in totaal wel 800 miljoen fossielen opgedolven van gewervelde dieren. Nog steeds is de beenderenvoorraad niet uitgeput. De zand en kleisteenlagen zijn wel ruim 6000 m. dik.

 

 

De oudste Dino zou Staurikosaurus geweest zijn.

 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/3d/Staurikosaurus_skeletal.jpg/260px-Staurikosaurus_skeletal.jpg

 

Er is maar 1 exemplaar van dit skelet gevonden in Brazilië. Het was een carnivoor van ruim 2m. lang en 20 kg. zwaar. Van dit exemplaar waren alleen vele wervels, de onderkaak, de bekkengordel en de achterpoten aanwezig. Het acetabulum had een verdikte lip aan de bovenrand van de gewrichtskom en een kleine opening in de kom. De mogelijke ontwikkeling naar een 2-benige, snelle gang met kleinere voorpoten (die niet gevonden zijn!) moet de start naar evolutie van de Dino's zijn.

Tegenwoordig rekenen de geleerden dit dier tot de fam. van Herrerasauridae. Deze fam. behoort dan tot de meest basale Therapoden of de stamgroep van de daar min of meer mee overeenkomende Saurischia.  De moderne vogels worden eveneens tot de Therapoden of de Saurischia gerekend.

 

Onderweg naar "vogels" ?

Longisquama, ong. 12 cm. lang. Ze hadden veervormige schubben in de hals of op de rug. Nuttig voor gebruik als valscherm?

Longisquama zoals gevonden als fossiel in steen    

 

Gefantaseerde plaatsing van de "schubben".                                      https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/d1/Longisquama_BW.jpg/220px-Longisquama_BW.jpg                                  


Dit fossiel speelde een grote rol in de discussie of vogels nu wel of niet afstammen van Dinosauriërs. Sommige onderzoekers waren van mening dat de "veren" niet anders waren dan toevallig aanwezige   geveerde varenachtige bladeren.                                                                                                                                                     Tegenwoordig wordt Longisquama als mogelijke eerste stap op weg naar de vogels niet meer serieus genomen.

 

Dan komt misschien Podopteryx (Sharovipteryx) daarvoor eerder in aanmerking ? Maar hier is een vlieghuid gespannen tussen de staart en de achterpoten.  Nuttig voort zweven. Voorouder van de Pterosauriers? 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/3/32/Sharovipteryx_mirabilis_fossil.JPG/250px-Sharovipteryx_mirabilis_fossil.JPG
 
Protoavis. 225 milj. jaar oude fragmenten van fossielen die vogelachtig waren. Dat is 75 miljoen jaar eerder dan de beroemde Archaeopteryx. Archaeopteryx moet daarom een doodlopende tak geweest zijn. 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/1/11/ProtoavisDrawing.jpg/266px-ProtoavisDrawing.jpg

Sommige wetenschappers beschouwen Protoavis als een samenraapsel van beenderen van verschillende diersoorten. De botten vormden geen skelet maar waren op een hoopje samengedreven. Allerlei geavanceerdere vogelachtige kenmerken werden aan Protoavis toegeschreven, zoals minder tanden, een betere vleugelconstructie, een furcula (sleutelbeen) en een sternum (borstbeen) met een grotere kiel. Daarenboven grote borst- en schouderspieren samen met punten voor veeraanhechtingen.

In de botten bevonden zich ook pneumatische holtes voor een betere ademhaling. 

Allemaal wensen voor de gedachte dat vogels al hun oorsprong hadden in het Trias van saurierachtige dieren. 

Pneumatische holtes in de beenderen kwamen voor bij vroege krokodillen en vele sauriërs. Ze zouden kunnen dienen als koelorganen en voor een betere ademhaling.

 

Nog een probleem: bij kippen en andere vogels bevatten de vleugels de vingers nr. 2, 3 en 4.

Bij de Dinosauriërs vindt er bij diverse groepen reductie plaats  van de vingers door verlies van eerst nr. 5, vervolgens nr. 4 en tenslotte nr. 3. Dus blijven over de nrs. 1 en 2.

Al bij Terrestrisuchus is de 1e vinger gereduceerd.

 

Aquatische reptielen.:

De oorsprong van deze dieren is in nevelen gehuld.

Ontstaan via Hemiprotosuchus? Een Crocodylimorph.

In het 'Berlin Ichthyosaur State Park, gelegen in de Sierra Nevada (VS) zijn vele fossielen  van Shonisaurus gevonden. Ze waren ong. 15 m. lang. Er werden ong. 37 exemplaren bij elkaar gevonden. Ze waren levendbarend. De plaats van de fossielen doet denken aan gestrande walvisachtigen op tegenwoordige stranden.

 

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/9/95/Shonisaurus_BW_2.jpg/266px-Shonisaurus_BW_2.jpg

 

An het einde van het Trias sterven Aetosauriers, de Thecodonten en verreweg de meeste Therapsiden uit.

Maar de 'primitieve' Lesothosauriërs blijven voortbestaan tot het einde van het Krijt. Let op de lange achterpoten en de korte voorpoten. Ze hadden geen zijwaarts uitslaande poten, wel holle beenderen.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/a/a1/Lesothosaurus_diagnosticus.png/266px-Lesothosaurus_diagnosticus.png

5.3 Gedurende de Jura.

"De zoogdieren spelen 140 milj. jr. een nietige bijrol".Vanwege de veroveringen van de grote en kleine Dino's.Dat is een hoogst vreemde rednering omdat de laatste tijd toch wel het besef is doorgedrongen dat aan het reuzenbestaan evenveel nadelen als voordelen kleven. En als zoogdieren uitgerust zijn met eierstokken, eileiders, baarmoeder, placenta melklieren een goed haarkleed kunnen ze vele malen beter overleven in bijna elk klimaat dan Dinosauriërs. Stegosauriers en Ankylosauriers kunnen afgeleid zijn van de Lesothosauriërs of Scelidosauriers.

 

Een Stegosauriër

Een Ankylosauriër

Een Scelidosauriër

Een Cetiosauriër.

Een groot geslacht van wel 17 soorten Dino's is dat van de Cetiosauriers. 

Cetiosauriers waren grote (16 m. lange) plantenetende Sauropoden. Met gestrekte, niet erg lange nekken en vrij kleine wervels. Ze hadden zich verspreid in alle windrichtingen. Sommige exemplaren droegen een zware knots aan de staart. Een goed verdedigingsmiddel voor een grote planteneter. 

In de groeve van Dashampu (in Sichuan, China) werden  een tiental skeletten van Shunosauriers gevonden. Dit zijn verwanten van de Cetiosauriers. Grote planteneters.

De kudde zou moeten zijn meegesleept naar hun ondergang in de groeve. Maar wel samen met Carnosauriers, Coelosauriers, Ornithosauriers, Pterosauriers, Lesothosauriërs, Yandusauriers, vissen en Labyrentodonten (grote amfibieën). Deze alle vermengd met fossiele hoge boomstammen.

 

De Tendaguru Formatie in Tanzania vertoont een vergelijkbaar beeld. Zoet- en zoutwaterafzettingen wisselen elkaar daar af en bevatten de skeletten van Sauropoden (o.a. Brachiosaurus, Barossaurus, Dricraeosaurus, Tornieria),  Stegosauriers, Ornithischiers, Theropoden en Pterosauriers.

 

Dan nog de beroemde Morrison Formatie in de VS (1 miljoen km2 groot) met Brontosauriers, Diplodocus en Camarosaurus.

Vele sauriërs leefden langs rivieren, meren en zeeën.

Samen met duizenden andere fossielen. Bedenk daarbij wel dat er vele grote reuzen waren, tot 27 m. lang onder de bovengenoemde sauriërs en vele, vele andere; grote en kleine. Zoek ze allemaal maar op in Wikipedia!

Tussen de Bighorn Mountains en Yellowstone Park zitten de rode en grijze rotsen vol met dino's. O.a. Brontosaurus, Brachiosaurus en Allosaurus (de grote eters).

Op de grens van Utah en Colorado 120 sauriërs en tienduizenden botten van Allosaurus.

In Oklahoma wordt een beenderlaag aangetroffen  bij een wegaanleg door werkloze arbeiders

Een aanvaardbaar verhaal over de oorzaken en de bewaring van al deze fossielen wordt niet geleverd.

Evenmin als de stamvaders van al de genoemde groepen. Suggesties genoeg over de cladistische plek van vele Dino's en andere sauriërs, maar geen bewijzen. 

 

Honderden skeletten van sauriërs aanwezig in:

- Dinosaur National Monument in Utah

- de Cleveland-Lloyd-groeve in Utah

- Dry-Mesa-groeve en Garden Park in Colorado

- Bone Cabin en Howe Querry in Wyoming.

De botten van verschillende soorten liggen vaak opeengestapeld: 20 skeletten en 4000 botten. Dankzij elkaar opvolgende catastrofes. Een heel ecosysteem van Diplodocus, Barosaurus, Allosaurus en Camptosaurus. Zijn de dieren vast gebleven in de modder na een overstroming?

Of was er een natuurlijke valstrik voor de rovers onder hen? Of was er een Allosauriër of grote planteneter vastgeraakt in de modder? Het roofdier raakte daarop zelf verstrikt in de modder. Dit dier trok weer andere hongerige Allosauriërs aan etc. Losgeraakte botten spoelden naderhand weg. Veel beenderen zijn gebroken. Aldus een zeer onwaarschijnlijk verhaal!

In de Dry-Mea-groeve wel 100 ton aan botten opgegraven. Waaronder Torvosaurus, Supersaurus van 40 m., Ultrasaurus van 25 m., Diplodocus van 30 m., Seismosaurus  32 m. 

Een Seismosaurus.

In Midden-Europa werden hoge kalsteenformaties afgezet, b.v. in Solnhofen. Met hierin fossielen van Sauropoden samen met kleine vliegende reptielen (Pterosauriers) waaronder de beroemde Rhamphorynchus. Verwant aan de Pterodactyloidea. Ze waren verspreid over heel Europa. Er zijn wel 100 complete skeletten van deze dieren gevonden. Soms werden in de 1 mm. dikke structuur van de huid nog blijken van bloedvaten en spierweefsel aangetroffen. Over de oorsprong van deze diergroepen tast men volledig in het duister.

https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/1/11/Rhamphorhynchus_longicaudus.jpg/260px-Rhamphorhynchus_longicaudus.jpg

 

In de groeven van Solnhofen werd ook het wereldberoemde skelet van Archaeopteryx ontdekt. Dit zou de overgang tussen sauriër en vogel markeren, meenden de geleerden decennialang. Hier is men intussen wel van teruggekomen. De "vogel" had geen luchtholtes in de beenderen, geen borstbeen en zwakke vliegspieren. Veel later ontdekte gevederde sauriërs hebben Archaeopteryx van zijn bevoorrechte plaats verdrongen. Van Archaeopteryx is geen enkele voorvader bekend.

Vele fossielen vertonen een 'krampachtige' achterover gewrongen positie. Er is zelfs gesuggereerd dat vele dieren tezamen door stormen in het water geblazen zijn. Zo is voor elk probleem een oplossing. 

 

5.4 Gedurende het Krijt.

Het klimaat verandert tijdens het Krijt geleidelijk van een broeikasperiode naar kouder en droger. Samengaand met een grote stijging van de zeespiegel en daarna een sterke daling. Zuid-Amerika en Afrika wijken uiteen. Er zijn geen poolgebieden met ijskappen. Tenslotte betekende dit het uitsterven van de Dino's.

Europa was waarschijnlijk in grote eilandengroepen verdeeld; Noord-Amerika was in tweeën gedeeld door de Binnenlandse Krijtzee. Noord-Afrika, Zuid-Amerika en India stonden grotendeels onder water en India verplaatste zich naar het noorden. Alle gebieden waren heel divers betreffende aanwezige dieren en planten. Noord-Amerika zag er misschien als volgt uit: