1 Literatuur.

Het volgende is een poging om een deel van de gegevens die bekend zijn van omstandigheden (o.a. milieu) en fossielen van de aardlagen in kaart te brengen.

De boeken die ik hiervoor tot mijn beschikking heb zijn de volgende:

1. Lehrbuch der Botanik, Fisher Verlag, Stuttgart.  1967

2. Mossen en Vaatplanten, Oosthoek's uitg., door Dr. C. Kalkman   1972

3. The Genesis Flood, uitgBaker Bookhouse, Grand Rapids    1965

4. The Biblical Flood and the Ice Epoch, uitg. Pac. Meridian Publ.l Co., Seatle   
     1966

5. Les Iguanodons de Bernissart, door Edgard Casier.  1960

6. Opkomst en ondergang van de Dinosaurus, uitg. Ambodoor Steve Brusatte 
    2018

7. Encyclopedia of Dinosaurs, uitg. Beekman House, New York, door vele
    geleerden, kunstenaars en  fotografen. 1990 

8. De prehistorische wereld, uitg. Hamlyn Publ. group te Londen, uitg. icob. 
    Ned. vert. door door Richard Moody  1980                                                               

9. Evolutie, een historisch panorama, uitgeg. door Tirion natuur, door Douglas
    Palmer   2009

10. Oorsprong, wetenschap[ en bijbel verenigd, uitg. Groen, door Ariel Roth 
      2005

11. Terug naar de oorsprong, uitg. De Oude Wereld, door Peter Borger    2009

12. Evolutie, het nieuwe studieboek, uitg. De Oude Wereld, door Reinhard Junker
      en Siegfried Scherer.   2010. 

13. Contested Bones, uitg. FMS Publications, door Christopher Rupe en John
      Sanford,   2019

14. Het ontstaan van soorten, uitg. Olympus (Atlas Contact), door Charles
      Darwin     1859/2010

15. Het verhaal van onze voorouder, een pelgrimstocht, uitg. Nieuw Amsterdam,
      door Richard Dawkins en Yan Wong,     2017.

16. Earth in upheaval, uitg. Victor Gollansz en Sidgwick and Jackson, London. 
      1956

17. Biodiversity and Earth History, uitg. Springer- Verlag  Berlin Heidelberg, door
      Jens Boenigk, Sabina Wodniok en Edvart Glücksman.    2015.

18. Earth History and Palaeogeography, uitg. Cambridge University Press, door
      Trond H. Torsvik en L. Robin M. Cocks.  2017   derde druk 2019.

 

2 Precambrium tot Krijt.

Aan de rotsige kusten van West- Australië worden de Stromatolieten gevonden. Ze kwamen over de hele wereld voor. Het zijn samenballingen van algen en cyanobacteriën. Ze vormen bolvormige oppervlakteklitten in sediment van kiezel, kalksteen en hoornsteen. Het eerste leven, 3.5 miljard jr. geleden? Het tijdperk wordt Archea genoemd. 

Daarnaast worden er vondsten gemeld van 2 miljard jr. geleden. Gevonden in hetzelfde gebied en in Rusland en Canada. Dan gaat het over 'bacterieachtige filamenten' van cyanobacteriën gevonden in kiezelhoudend hoornsteen. In de omgeving van vulkanische bronnen. Critici beweren dat het slechts stapels minerale korrels zijn.

Er wordt verondersteld dat er vanaf 640 miljoen jaar geleden enorme ijstijden zijn geweest. Met gemiddelde jaartemperaturen van -500 C. De oceanen waren toen zelfs bevroren. Als bewijs daarvoor worden het voorkomen van zgn. valstenen genoemde, samen met krassen in de rotsen. Of dat voldoende bewijs is!?

De eerste sponzen kwamen, denkt men, al 700 milj. jaar geleden voor.

Sponzen zouden de enige Metazoa (meercellige dieren) zijn die rechtstreeks van 1-celligen zouden af stammen. Terwijl dit toch minder simpel is dan het lijkt want binnen een spons is er al een principiële taakverdeling tussen 'skeletcellen' met zgn. spiculae, zenuwcellen en kraagcellen met zweephaar die zorgen voor een waterstroom om voedingsstoffen naar de cel brengen. Daarnaast zijn er nog

- sluitcellen die de waterstroom mogelijk maken

- contractiele cellen die de waterstroom kunnen regelen

- dekcellen die de huid vormen

- amoebocyten die zorgen voor transport van voedingsstoffen,

  vorming van skeletnaalden en van voortplantingscellen

- archeocyten die kunnen uitgroeien tot eicellen.

Over de evolutie van sponzen is niets met enige zekerheid bekend.

2.1 Cambrium.

Na een aantal veronderstelde wereldomvattende ijstijden volgt de Cambrische explosie van leven.

Leven vanaf 570-540  miljoen jr. geleden? Voorafgegaan door de Ediacara-fauna.

Deze fauna is bedekt door fijnkorrelig zand en modder. In lagen van 3 km. dikke vulkanische as: 30 verschillende soorten dieren met enkel zachte weefsels; lijkend op kwallen, ringwormen en weekdieren. Allemaal bodemdieren.

Het zijn hoogontwikkelde organismen die kunnen waarnemen, voortbewegen, zich voeden en voorplanten.

In het zgn. Cambrium worden dan langs dezelfde kusten in ondiepe zeeën schelpdieren, weekdieren, sponzen, armpotigen (b.v Longtancunella, een brachiopode, zoals de nu levende Nautilus) en  arthropoden (geleedpotigen) gevonden. Ze leven op riffen.

Darwin schreef al: "de toenmalige wereld wemelde van de levende wezens". Het was een groot probleem voor zijn theorie!

Vooral de Anomalocaris is een vrij grote, snel zwemmende rover met grote ogen en vele "zwemvliezen". Myllenkunmingia is een chordaat, dus een voorloper van alle gewervelden. Of was het al een gewervelde? Let op de 6 kieuwspleten! Het diertje van 6 mm. had een kop, pharynx en darmkanaal

Het snel verschijnen van talloze groepen die vaak ver ontwikkeld zijn met skeletten verbijsterden de paleontologen. Ze wordt nog steeds niet begrepen. Ze worden al gevonden in het onder-Cambrium. En dan moet er snelle afdekking hebben plaats gevonden in een milieu zonder aaseters en (alom tegenwoordige) bacteriën zegt Richard Moody in zijn boek 'De prehistorische wereld'. Wanneer zou zo'n wereld ooit hebben bestaan?

In zijn boek geeft Moody een eenvoudig schema van ontstaan van het leven der dieren.

Vanuit het precambrium ontstaan:

- blauwgroene algen

- eencellige dieren

- sponzen

- holtedieren

- wormen

Vanuit het cambrium ontstaan:

- brachiopoda (armpotigen)

- mosdiertjes

- amphineura (chitons)

- gastropoda (slakken)

- koppotigen (inktvissen)

- stekelhuidigen (zeesterren etc.)

- trilobieten (geleedpotigen)

- graptolieten

- nautiloïden (vgl. inktvissen)

- peripatus (fluweelworm)

- gewervelde dieren.

 

Vraag: waar zijn de planten die toch altijd als basis van een rijk dierenleven moeten bestaan. Waren het alleen maar algen die leefden in symbiose met de rifbouwers?

Waar kwamen die complex gebouwde dieren vandaan? Ze kwamen voor over de hele wereld!

M.b.v. de zgn. moleculaire klok (die uitgaat van veranderingen in macromoleculen door willekeurige mutaties) zouden deze Ediacara-wezens al 400 miljoen jr. eerder ontstaan moeten zijn.

De Burgess Shale in Canada behoort tot één van de rijkste fossiele vindplaatsen van de "eerste wereld".

Sinds de laatste onderzoekingen worden de daar gevonden fossielen beschouwd als de eerste vertegenwoordigers van alle nu nog levende groepen. Vooral beroemd is Pikaia, misschien een voorloper van de chordata.

 

Tijdens de Cambrische explosie zijn de meeste grote groepen dieren (de stammen of fyla) ontstaan:  sponsen, zeeanemonen, trilobieten en wormen tot en met de vertebraten (gewervelde dieren, met chorda en inwendig (kraakbeen)skelet).

Een volgende bewering komen we bij evolutionisten vaak tegen: "door een continu evolutionair verloop van soorten en families zijn de cambrische soorten uitgestorven". Dit is een flinterdunne, vrijwel nietszeggende redenering. Er moeten concrete oorzaken zijn voor het uitsterven van organismen. Als je die niet weet moet je ernaar gaan zoeken. Er leven nu op aarde miljoenen soorten naast elkaar die elkaar bijna nooit verdringen of uitroeien! Wel verschillende 'niches' bezetten.

2.2 Ordovicium.

In het zgn. Ordovicium leven dieren van dezelfde diergroepen op dezelfde plaatsen als tijdens het cambrium.. Alleen de "continenten" zijn verder aan de wandel gegaan. Prachtig gebouwde kreeften, trilobieten, brachiopoden, arthropoden en zeelelies(Crinoidea) komen voor. En vooral: pijlinktvissen. Wel zo ongeveer de meest prachtig gebouwde "roofvissen" op aarde. Met ogen die vergelijkbaar zijn qua bouw met onze ogen.

Graptolieten (al aanwezig vanaf Ediacara) en Ostracoden (mosselkreeftjes, wel 65.000 soorten fossiel bewaard) zijn uitbundig voorkomende organismen in deze tijden.

Samen met de Agnatha (tandeloze vissen) en Linguliden (levende fossielen).

Vindplaats van deze fossielen: een dorpje hoog in het Andesgebergte. Maar dat was oorspronkelijk een ondiepe zee!

Ook Conodonten (een palingachtige vis met echte vinnen) komen voor.

Daarnaast verschijnen vissen met tanden en grote roofzuchtige kreeftachtige arthropoden. De Eurypterida met grote ogen en grote scharen worden wel 2 m. lang.

2.3 Siluur.

Tijdens het Siluur blijft het verhaal ongeveer hetzelfde: veel riffen in ondiepe zeeën met prachtige trilobieten, zeelelies, koralen en schelpdieren. Zwaar gepantserde Agnatha komen samen voor met niet gepantserde snel zwemmende vissen. En krabben, kreeften, degenkrabben (Limulidae), schorpioenen en Eurypterida (grote waterschorpioenen). 

Aan het eind van die periode wordt het interessanter omdat de eerste landplanten in die afzettingen worden gevonden in de moddervlakten langs de kust: de bladloze sporenplanten  Cooksonia (dichotoom vertakte stengel) en Steganotheca (met vertakkingen van de 1e en 2e orde). Samen met mossen en korstmossen. Daarbij een spinachtige land-arthropode. 

 

2.4  Devoon.

In het Devoon (400 miljoen jr. geleden?) zijn er afzettingen in kiezel en organisch afval. In de buurt van hete bronnen op het land. Er komen enkele nieuwe plantensoorten, o.a. de bladerloze Rhynia die ook nu nog alom op aarde voorkomt. Maar ook Asteroxylon met schubvormige bladeren. Varens ,paardenstaarten en wolfsklauwen beginnen aan hun opmars. Dus alleen sporenplanten.

Het zeeleven (nu tot wel 100 m. diep) wordt gevarieerder: haaien die al in het Siluur waren ontstaan floreren nu, samen met echte beenvissen en rogachtige vissen. En bovenal een Sarcopterygische (behorend tot de kwastvinnigen) longvis. 

De dieren van het zeeleven zijn nu:

sponzen, koralen, brachiopoden, crustaceeën, echinodermen, arthropoden, inktvissen en zeespinnen.

De leiplaten in Duitsland bevatten vele schitterende fossielen; dus ontstaan door bedekking met modder. In de leisteen van Australië vindt men Sarcopterygii (kwastvinnigen) en actinopterygii (echte beenvissen, de straalvinnigen). Ook vele Placodermi (zwaar bepantserde bodemvissen).

Er is daarom geen zwaarwegend argument om de moderne vissen te laten ontstaan uit die laatstgenoemde bodemvissen.

Uit de kwastvinnigen zouden de landdieren moeten zijn ontstaan omdat de borst- en buikvinnen beenachtige structuren bevatten die lijken op de botten in de ledematen van de amfibieën enz. 

Maar de moderne coelacanth (Latimeria) leeft nog steeds in de diepzee, voor de kust van de Comoren, in de Indische Oceaan. Wel heel vreemd dat ook de rugvin de bouw van een toekomstige looppoot vertoont!

In Canada werden in hetzelfde type kustafzettingen duizenden fossielen verzameld. Vooral Eustenopteron  werd wereldberoemd omdat ook wij daaruit ouden zijn ontstaan.

De modder in de riviermonding was vermengd met planten. O.a. Archaeopteris, met varenachtige bladeren en een houten stam tot 18 m. hoog. Van het gymnosperme type. Maar zonder zaden.

Deze boom leverde in ieder geval een overvloed van voedsel voor de waterdieren.

Fossielen van eenzelfde soort gebied, nu onder het ijs gevangen in het noorden van Canada, bewees het bestaan van Tiktaalik. Een wonder van een "overgangstype" van kwastvinnige naar een tetrapode (een viervoetig landdier)! Het heeft een onderling verbonden schedel met nek, "schouders" ('borststreek'), "armen" en de "gewrichten" van 'elleboog' en 'pols'.

Enthousiast was men eerst over de vondsten van Ichtyostega (een salamanderachtige vis) die m.b.v. 5-tenige poten het land op kon. Echter: het dier had een grote 'visse'-staart! En Acanthostega maakte duidelijk dat de ledematen (met ongeveer 8 tenen) vooral goed waren voor het waterleven. Ze hadden meerdere tenen en ademden m.b.v. kieuwen.

2.5 Carboon.

Grote equatoriale zeeën tot 40 m. diep en vele meren met hete bronnen en omringende bossen werden veelal bedekt door vulkanische as.

Vanaf deze periode vindt de vorming van enorme steenkoollagen plaats.

De eerste periode waarin het landleven uitbundig aan bod komt,

Honderden soorten insecten bevolken gebieden rond meren, waaronder hooiwagens. Ook schorpioenen met boeklongen (net als bij spinnen) zijn aanwezig. Belangrijke amfibie is Balenerpeton. Een eerste viervoetig landdier?

Balenerpeton werd ontdekt in Schotland. Wel 30 dieren bij elkaar. Het dier heeft gehoorbeentjes, maar legt nog eitjes in het water.

In een marine lagune in de VS werden wel 108 soorten (4800 stuks) vissen ontdekt, waaronder haaien, beenvissen en roggen die normaal niet fossiliseren. Daarbij vele soorten wormen met een week lichaam. Samen dus snel begraven.

Regenwouden groeiden ook in moerasgebieden rond een binnenzee in Nova Scotia. Op drogere gebieden groeiden naalden dragende struiken. Steeds wisselende zeeniveaus zouden gezorgd hebben voor meer dan 900 m. afzetting bestaande uit 45 lagen steenkool!

Er werden meer dan 148 soorten landslakken gevonden.

In grote kolenlagen in Tsjechië (afkomstig van afzettingen in meren) worden duizenden goed geconserveerde fossielen gevonden met vele kleine sauriërs: Anthracosauriers (die zouden een overgang vormen naar de reptielen) en Microsauriers.

Tijdens het Carboon zouden de eerste amfibieën en reptielen zich hebben moeten ontwikkeld uit de kwastvinnigen. 

Die geschiedenis is echter verborgen gebleven door de transgressie van de ondiepe zeeën in het Onder-Carboon schrijft Moody. Vanwege het ontbreken van terrestrische afzettingen.

In het Boven-Carboon had de zee zich terug getrokken en ontstonden er grote delta's en moerassen langs de kusten van Noord-Amerika en Europa. Hier leefden vele families en talloze soorten Amfibieën. Sommige met reusachtige afmetingen (4.5 m.). Kleine soorten moesten zich zien te redden en werden verdreven naar de randgebieden van de moerassen. Daar ontdekten ze de mogelijkheid van eieren leggen op het land. Die moesten dan wel stevige vliezen en harde schalen bezitten. Het amniote ei werd uitgevonden!  Daarvoor moet een complete inwendige ontwikkeling plaats vinden om zo'n ei te fabriceren! Tegelijkertijd maakten ze een geschubde huid. En natuurlijk ander (voortplantings)gedrag met bijbehorende voortplantingsorganen.

2.6 Perm.

Aan het einde van het Perm vindt er een geweldig extinctie plaats. Veroorzaakt door enorme vulkaanuitbarstingen. Vooral in Siberië.  

In Zuid-Afrika ontstonden grote sedimentvlakten vanuit de gebergten in Antarctica. Hier leefden de Cynodonten, waaruit de zoogdieren zouden zijn ontstaan.

De Cynodonten ("hondtandigen") hadden een verhemelte-plaat die mond- en neusholte van elkaar scheidde. Eten en ademhalen kon dus tegelijkertijd plaats vinden. De onderkaak bestond nog wel uit diverse onderdelen. Die werden later opgenomen in het middenoor als gehoorbeentjes; aldus de theorie.

Hoe dat proces ooit verlopen moet zijn? Geen bewijzen vanuit fossielenreeksen!

Ook wij worden geacht cynodonten te zijn.

Procynosuchus (met zoogdierkenmerken) leefde hier samen met vele "sauriërs". 

In het Wolgabekken, met vele seizoensrivieren en overstromingsgebieden, leefden de dinocephalische therapsiden ("zoogdieren") samen met Gorgonopsia, Therocephalia en Cynodontia.

In de equatoriale wateren van rivierdelta's raken de tetrapoden wijd verbreid over het ontstane Pangea.

Sinds  het Carboon kreeg die landmassa steeds meer vorm en krijgen Afrika en Zuid-Amerika duidelijker contouren. Grote reptielen dreigen amfibieën te gaan overheersen.

Edafosaurus en Dimetrodon  dragen grote zeilvormige structuren op hun ruggen.

Over de functie van het rugzeil zijn de geleerden het intussen niet meer eens. Temperatuurregeling leek eerst het meest logisch. Nu denkt men eerder aan het maken van indruk bij het zoeken van een voortplantingspartner. Vgl. de pauwenstaart. Fossielen van deze diergroepen werden veel gevonden in Texas en in Duitsland. In oorspronkelijk moerassige gebieden. Op een hooggelegen vlakte in Duitsland kwamen Eudibamus en Seymouria voor.  Eudibamus was een snelle renner op twee lange achterpoten.

Seymouria werd lang beschouwd als de overgang (missing link) tussen amfibie en reptiel.

Het skelet vertoont reptielachtige kenmerken. Echter: naderhand bleek dat de larven echte watervisjes waren. Dus was het een amfibie! Dan wel een zeer gespecialiseerde: planteneter of vleeseter.

In Australië werden in koude moerassen (vergelijkbaar met noordelijke taiga van Siberië en Canada) en venen 30 m. dikke steenkoollagen gevormd. Daarvoor was 300 m. plantenmateriaal nodig. Het moerassig loofbos bestond uit boomhoge zaadvarens (Glossopteris) , coniferen, wolfsklauwen en paardenstaarten

In de Grote Karoo (1500 km. breed in Zuid-Afrika) leefden vele sauriërs tussen dezelfde planten (bomen) en de cynodonten.

In het Wolgabekken vond men honderden skeletten van Therapsiden (dinocephalische Therapsiden), Gorgonopsiden, Therocephalia en Cynodontia. 

Therapsiden worden tot de Mammalia gerekend. Maar: hoe is de voortplanting??

An het einde van het Perm vond men ontsluitingen van de Siberische Trappen. 

Lagen van honderden meters dik en turflagen van 20 m. dik over een opp. van 30.000 km2. En 7 000 000 km2  basaltlava.  Samen met de ontsnapping van methaan ontstond een enorm broeikaseffect. Het oceaanwater werd zuurstofloos. Vijftig à zestig procent van alle tetrapoden stierf en bijna alle zeeleven. O.a. Archosaurus overleefde. Het was een voorloper van onze krokodillen (?).

In het Boven-Perm kwamen in Zuid-Afrika en Zambia gemeenschappen voor van zoogdierachtige reptielen. Hadden ze een harige vacht? Konden ze hun lichaamstemperatuur regelen?

2.7  Trias.

In het Trias schijnt de gemiddelde temperatuur op aarde heel hoog geweest te zijn: 22 graden C.
De fossiele vindplaatsen van het vroeg-Trias blijken niet erg wezenlijk te verschillen van die van de vorige perioden: afzettingen in modder in semi-aride gebieden. Tijdens het Trias keren vele ondiepe continentale zeeën weer terug! Dit door het gedeeltelijk uiteenvallen van Pangea. Er zijn veel riffen rond de Tethyszee. 

In Noord-Europa zien we mariene transgressies in een gebied van woestijnen, bergen en meren.

Rond de evenaar kwamen grote woestijngebieden voor en grote bekkens met veel verdamping van water.

De hele aarde vertoont dus steeds meer variatie in leefgebieden.

Veel voorkomende afzettingen waren de rode zandgesteenten.

In Antarctica was reusachtig groot gebied bedekt met Voltziopsis-bossen (fossiele coniferenbossen). Zonder vorming van steenkool. Vandaar de veronderstelde wereldwijde  'steenkoolkloof'' gedurende ong. 20 miljoen miljoen jaren.  

In Duitsland vond men fossielen in een kustdelta met opdrogende meren waarin de bewoners stierven. De wateren krioelden van vissen, garnalen, kreeften, trechterspinnen en degenkrabben (Limulus, nu levend in Z.O. Azië en Noord-Amerika). Degenkrabben of Molukkenkreeften zijn zgn. 'levende fossielen' die 360 miljoen jaren lang niet veranderd zijn.

In de vijvermodder werden duizenden insecten, behorend tot 200 soorten en vele arthropoden gevonden. Samen met Votzia, paardenstaarten en varens. En de "eerste" trechterspin. 

Gedurende het Perm waren de Therapsiden al aanwezig. Deze dieren worden beschouwd als zoogdierachtige reptielen. 

Ze hadden hun poten rechter onder het lichaam geplaatst, hun gebit was meer gedifferentieerd, de kaakspieren waren groter en de dieren konden tegelijkertijd eten en ademhalen. Dit laatste werd mogelijk door de vorming van een tweede gehemelte.

Sommige Therapsiden bezaten misschien een vacht en waren dan warmbloedig.

Het vervolg laat zich voorspellen! Gedurende Jura, Krijt en Tertiair gaan de zoogdieren steeds meer gebied "veroveren". Er ontstaan duizenden nieuwe soorten.

In de zuidelijke Alpen op de grens tussen Zwitserland en Italië is een vindplaats met honderden complete skeletten van zeereptielen (geen kleine jongens; Ichtyosauriers, Notosauriërs en Placodonten) samen met duizenden Actinopterygii en inktvissen.

Aan de voet van gebergten in Kirgizië heb je ook vindplaatsen van beboste overstromingsgebieden van meren en  moerassen. Met duizenden (soms zeer grote) insecten (Titanoptera)

De Triasflora bestaat uit Palmvarens, Ginkgo's, Coniferen en Benettitales.

Discontinue steenkoollagen bevinden zich tussen de modderafzettingen met al die fossielen.

An de voet van de Andes in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika bevind zich een fossielenbed van zand en modder. Nu is het een vulkanisch actief gebied van rivieren en meren. Nu met een 40 m. dikke laag van reusachtige coniferen, varens en paardenstaarten. 

Vrij beroemde dinosauromorfen (op dino's gelijkend) zijn Herrerosaurus en Eoraptor. 

Pisanosaurus werd hier ook al gevonden. Dit is een zgn. Ornithischier Van deze sauriërs stammen de vogels af; aldus meenden de geleerden in vroeger tijden. Dit moet zo zijn omdat de bekkenbeenderen van deze groep overeenkomsten vertonen met die van de vogels. De Saurischiers hebben een totaal andere stand van hun schaambeen die overeenkomt met die van de zoogdieren.

Tegenwoordig meent men dat vogels afstammen van Saurischiers.

Woestijnen hebben in de triastijd bestaan in Schotland. Fossielen zijn hier bedekt met opgewaaid duinzand. Hier moesten een aantal vrij grote reptielen aan voedsel zien te komen. 

Er wordt gedacht dat de woestijn hun voortplantingsgebied was en het voedsel verderop werd gevonden. (Zo is voor alles een oplossing!)

Dichtbij de Rocky Mountains in Amerika waren rijk beboste overstromingsgebieden aanwezig. Met veel zand en slik. Wel 1300 gewervelden werden er gevonden. Allerlei typen Archosauriers werden er opgegraven. Daaruit kwamen dus de latere sauriërs voort. 

In de Ghost Ranch van New Mexico kwamen honderden skeletten van de beroemde Coelophysis tevoorschijn. Snelle jongens die graag vlees verorberden. Terwijl er geen planteneters aanwezig zijn waar deze roofdieren van zouden moeten leven.

De merkwaardige veronderstelling wordt gedaan dat deze door elkaar gesmeten dieren stierven door gebrek aan water en daarna door de rivier werden meegesleurd.

Opvallend: De gemeenschappen van sauriërs floreerden vooral in de laaglandgebieden, langs riviermondingen en moerassen. 

Meest bijzonder in het boven-Trias waren de eerste schildpadden. Niemand weet waar ze vandaan kwamen. Ze ontstonden natuurlijk uit "stamreptielen". Rugschild (carapax) en buikschild (plastron) omgeven het dier. Het rugschild is samengesteld uit verbrede, vergroeide ribben.

De ledematen en de beide gordels kunnen zich binnen dit schild terugtrekken.

Er leven ong. 350 soorten die voorkomen rond de hele aardbol, uitgezonderd de noordelijke streken.

In Nederland leefde vroeger de moerasschildpad.

2.8 Jura.

Ook toenmaals grote ondiepe zeeën en grote delta's, lagunen en open shelfzeeën. 

Als eerste een vindplaats in het uiterste zuiden van Engeland.

Fossielen achtergelaten in zuurstofarme modder op de zeebodem langs de kust; samen met kalkriffen.

Fossielen: Ichtyosauriers, Plesiosauriers, een Pteriosaurier, 50 soorten vissen en talloze ammonieten.

Vervolgens gaan we naar zuid-Duitsland, op de grens met de Alpen. Daar zijn meer dan 500 vrijwel complete skeletten van Ichtyosauriers, samen met inktvissen  gevonden. Nu in bitumineuze kalkstenen en schalies.

Daarenboven nog eens 70 Teleosauriers (krokodillen).

Deze allen afgezet in enkele diepe zeebekkens (met zuurstofarm water?) van de overigens ondiepe zee die toen heel Noord-Europa bedekte.

Nu naar een afzetting in Daohugou (Binnen-Mongolië): moddergesteenten in meren- en rivierengebied met veel overstromingen in dit bergachtige land.

Hier leefde het zwemmend zoogdier Castorocauda, het "eerste" zoogdier als fossiel. (Hoe zit dat nu met de terugkeer van grote landzoogdieren naar het water? Daardoor ontstonden immers de zeehonden, dolfijnen en walvissen!) Castorocauda had een  'beverstaart' en goede zwempoten met zwemvliezen. Daarom moet de tijd sinds het verschijnen van 'waterzoogdieren' met 100 miljoen jr. worden vervroegd!

Er blijkt een compleet nieuwe familie van zoogdieren te zijn ontstaan.

Het zoogdier Volaticotherium kon "vliegen" als een vliegende eekhoorn. Perfect gebouwd met een vlieghuid tussen de vier poten.

Dan nog Pedopennae, een eerste gevederde sauriër (?)  Er werden "vogelpoot" beenderen gevonden met grotere en kleinere veren. Er is gesuggereerd dat het dier 4 paar vleugels had: 2 om mee te vliegen en 2 aan de poten om sneller mee te rennen (?).

En dan niet te vergeten Pseudotribos, een lid van de Monotremata (buideldieren).

Daarna vinden we in het gebied van de West-Alpen (Fr.) weer afzettingen in fijne modder van een zuurstofarme zeebodem. Hier is de "eerste" octopus gevonden. En wel 3000 slangsterren per m2 .

Verder vissen, kreeften en inktvissen.

 

Dan gaan we het land op. Aan de oostkust van Afrika, in Tanzania, werden in riviervlakten de skeletten van reuzen-dino's ontdekt. Er werd ruim 200 ton aan beenderen naar Duitsland verscheept. B.v. Brachiosaurus; 12 m. hoog en 23 m. lang.

Hun grote poten staan rechtop in de modder! Volgens geleerden waren ze weggezakt in moerassen toen ze op zoek waren naar voedsel. 

Diverse typen dino's kwamen hier voor. O.a. ook de beroemde Rhamphorynchus, een Ichtyosaurier.  

Verder de fossielen van zoogdieren, varens en coniferen.

Nu gaan we naar de kust van Portugal. Daar lagen bosmoerassen. Nu afzettingen van schalies, kalksteen en steenkool. Tienduizenden fossielen zijn hier opgegraven. Zowel van land- als water dieren.

Schelpdieren, insecten, vissen, amfibieën, schildpadden, pterosauriers, dinosauriërs, vogels, zoogdieren (26 soorten) en een zeekrokodil. Het hele dierenrijk is bijna vertegenwoordigd!

Daarbij nog tanden van Archaeopteryx. 

In het zuiden van Duitsland, aan de rand van de Alpen, in het beroemde Solnhoven, werd een echte veer gevonden. Dus vanaf 150 miljoen jr. geleden, zeggen de geologen, waren er vogels op aarde.  

Later werd hier ook Archaeopteryx ontdekt. Eindelijk sluitend bewijs dat vogels van dino's afstammen? Is er een eerste echte 'missing link' gevonden? Dat valt nog te bezien! 

Er zijn intussen 10 exemplaren van Archaeopteryx ontdekt. Ze hielden niet van leven in bomen omdat ze geen opponeerbare eerste teen hadden, zoals alle vogels.

Duizenden fossielen zijn in Solnhofen gevonden in de zuurstofarme modder van de kustlagunen. Tijdens de moessonregens en cyclonen verdronken vele grote landdieren. 

Maar ook grote Pterodactyli (Rhamphorynchus). Compsognatuss, Inktvissen, samen met  kreeften (garnalen), insecten  en vogels kwamen om.

Midden in de Rocky Mountains ligt een gebied van 1.5 miljoen km2 : de Morrisonformatie. Het was een gebied van woestijnen, meren, rivieren en moerassen. De fossielen zitten nu in zand en modder. Supergrote dino's kwamen om. Verklaring: de ondiepe zee trok zich terug en duizenden dieren verdrongen elkaar in verlangen naar water. Nu lagen er o.a. 44 exemplaren van Camarosaurus, Diplodocus, Apatosaurus, Camptosaurus en  Stegosaurus, 

In een nabijgelegen gebied kwamen ook Supersaurus en Ultrasaurus voor. Daarenboven: pterosauriers, waterkrokodillen, schildpadden, amfibieën, longvissen en allerlei soorten zoogdieren !

Samen met de ons vertrouwde planten: mossen, levermossen, paardenstaarten, varens, palmvarens, cycas, ginkgo's en coniferen (waaronder Araucarites. De huidige slangenden behoort tot deze fam.).

2.9 Krijt.

Aan het einde van het Krijt vindt er opnieuw een massale extinctie plaats. De Dino's sterven uit.

Zowel lopende, zwemmende als vliegende dino's verdwenen van de aarde. Niet alleen zij, ook de vele Ammonieten, Belemnieten, Rudisten (2-kleppige schelpdieren op de riffen), Foraminiferen en Benettitales.

Ong. 75 à 90 % van alle land- en zeedieren stierf uit aan het einde van deze periode.

Als oorzaak van deze massa-extinctie wordt tegenwoordig door de meeste geologen gedacht aan het neerkomen van een gigantische meteoriet in de Golf van Mexico. De sporen van die inslag zijn nog steeds aanwezig in de vorm van een grote krater onder land en zee van Mexico.

Door ontsnapping van methaan uit de zeebodem werd het broeikaseffect nog flink verhoogd. Het zuurstofgehalte van het zeewater werd drastisch verlaagd; zo is de gedachte.

Het Krijt wordt gezien als een wel heel bijzondere periode waarbinnen bijzondere ontwikkelingen zouden plaats vinden van zoogdieren, vogels en angiospermen (bedektzadigen).

In Engeland en Frankrijk werden de skeletten van fuutachtige vogels en van gansachtige vogels opgediept.

In het onder-Krijt zijn de geslachten van populieren, vijgen en laurierbomen al vertegenwoordigd.

Dit betekent dat ontwikkeling van deze groepen al eerder, in het Carboon, moet hebben plaats gevonden.

Er is één paleobotanicus (wie?) die geschreven heeft: het ontbreken van fossielen van deze geslachten komt misschien voort uit het feit dat angiospermen zich in hoger gelegen gebieden hebben ontwikkeld, waar conservering niet erg waarschijnlijk is!

We beginnen dicht bij huis; de kust van België. Hier werden de 30 complete skeletten gevonden van Iguanodon, die nu in Brussel te bewonderen zijn. Ze kwamen terecht in de modder van een zoetwatermeer. Werden ze door een overstroming het meer ingesleurd en bleven ze daar bewaard dankzij de koude bodemafzettingen? Een ongeloofwaardig verhaal!

Verder weg in een noordelijke vlakte van China bij Liaoning, omringd met vele vulkanen, werden prachtige fossielen opgediept. Weer uit de modder van meren. Bedolven onder regens van as!

De rijke voorraad bestond uit Pterosauriers, zoogdieren en vogels.

Uitvoerig bediscussieerd werden de "veren" van Sinosauropteryx. Waren de "veren" slechts collageen-uitsteeksels op de huid?

Een beroemd zoogdier uit die tijd is Repenomanus. Een compleet skelet werd gevonden.

Fossielen van zoogdieren in Jura en Krijt zijn een uitzonderlijke zeldzaamheid!

Zie: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/b/bd/Repenomamus_BW.jpg/266px-Repenomamus_BW.jpg

Het eerste buideldier dat fossiel bewaard werd was Eomaia.

Er leefden echter ook diverse soorten sauriërs die veren hadden. Veren aan de "handen" en/of aan de poten. Een beroemd v.b. is de Microraptor. Honderden complete skeletten van Microraptor werden gevonden, perfect bewaard onder de vulkaanas. Wikipedia wijdt een heel uitvoerige beschrijving aan deze dieren en hun verwanten.

De verschillende soorten van het geslacht Microraptor worden gerekend tot de fam. Dromaeosauridae. Vertegenwoordigers hiervan werden gevonden verspreid over de hele wereld! Ze hadden veelal wel echte veren maar konden niet vliegen als vogels. De veren zouden hebben gediend als pronkstukken bij paargedrag, het sneller kunnen rennen of het vasthouden van warmte bij de warmbloedige sauriërs.

Deze dieren leefden in een weelderige begroeiing  van de ons intussen welbekende planten. Maar daarbij kwamen ook de eerste bloeiende planten, angiospermen dus, voor. 

Door Chinese boeren werden duizenden fossiele "vogels" verzameld. Ze kregen de naam Confuciusornis. Ze worden zeer uitvoerig besproken in Wikipedia. Ze konden waarschijnlijk niet vliegen. Ze hadden geen kiel op hun borstbeen voor de aanhechting van grote vliegspieren. Het uiteinde van de arm bevatte klauwtjes. Ook waren de 'vleugelbeenderen' minder met elkaar vergroeid dan bij moderne vogels. Waren het loopvogels die in bomen konden klimmen ?

Heel bijzonder: er zijn van deze "vogels" meer fossielen gevonden dan van alle andere dino-soorten. Terwijl ze toch prima zouden moeten kunnen ontsnappen tijdens natuurrampen!

Binnen een oppervlakte van 10 m2 werden 40 "vogels" gevonden; dicht naast elkaar.

In een vergelijkbaar gebied, niet ver daar vandaan, werden duizenden botten gevonden. O.a. 500 kleine zoogdierfossielen, verdeeld over 17 soorten. Van 'primitief' tot geavanceerd zoals Prokenalestes, een buideldier.

In een zoetwaterlagune aan de kust van Brazilië werden honderden nieuwe soorten ontdekt in de fossiele modder. En naast dichotoom vertakte sporenplanten vertegenwoordigers van de plantenorde Nymphaeales waartoe o.a. de waterleliefamilie behoort. Ook andere angiospermen kwamen voor; samen met vele insecten voor de bestuiving en met spinnen, insecten, schildpadden, hagedissen, Pterosauriers, vogels en vissen.

In de zgn. Dinosaur Cove. aan de kust dicht bij Melbourne (Australië) lagen duizenden botten van kleine ornithopode dino's. Een groep sauriërs als hiernaast afgebeeld. Tegenwoordig spreekt men liever van Euornithopoda; zoveel als de 'echte' lopers op 2 poten zoals de vogels.

Australië was in die tijden nog verbonden met Antarctica en dus met het zuidelijke Gondwanaland.  Maar het klimaat op Antarctica was nog gematigd (12 graden C) en er was voldoende regenval voor uitbundige plantengroei. Ook zeereptielen zoals Kronosaurus (13 m. lang)  liggen hier begraven.

Onze huismus zou tot de Therapoda behoren. Onze vogels worden dan Neornithes genoemd.

De Therapoda en dus ook Neornithes behoren tot de Saurischiers. 

Grappig is wel om te zien hoe de huismus totaal vereenzaamd tussen zijn/haar "verwanten" voorkomt.

De hele wereld van Sauriërs komt voort uit het Trias. Het ontstaan van de vogels en verwanten is erg onzeker. De vogels komen volgens de geologen nu voort uit de Saurischiers.

Wil je bijna alles weten over theorieën over de evolutie van vogels kijk dan op

 'oorsprong van de vogels ' bij Wikipedia.

In een gebied in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika, tegen het Andesgebergte gelegen, bevond zich een deltagebied met vele rivieren en meren. In 85 m. zandsteen-, slik- en modderlagen  werden  alle mogelijke skeletten gevonden van o.a. Titanosauriden, Argentinosaurus, krokodilachtigen, slangen, zoogdieren etc. In deze afzettingen bevonden zich duizenden nesten van dino's met zelfs prachtig geconserveerde embryo's. 

Terzelfdertijd ontstonden in Midden-China (Mongolië) afzettingen in woestijnachtige gebieden. In het duinzand en modder bleken skeletten van 200 dino's en 1000 zoogdieren verborgen. Ook Oviraptor ('eierdief'') en Velociraptor leefden hier. Waarschijnlijk stal Oviraptor geen eieren maar verdedigde z'n nest tegen een Protoceratops.                                                             

Nog zo'n vindplaats van honderden, ook zeer grote dino's, maar nu in het westen van Amerika op de grens van Canada en de VS. Gelegen aan een vroegere zeeweg, nu ten oosten van de Rocky Mountains.

Tyrannosauriden, Ceratopsiden, Hadrosauriers en Pterosauriers waren aanwezig, samen met alle mogelijke waterdieren en 20 soorten zoogdieren.

Supersaurus werd in 1972 ontdekt en was 30 m. lang en woog 100 ton!

Tevens veel bloeiende planten zoals eiken, lelies en zonnebloemen

Samen met Quetzalcoatlus, de grootste Pteriosaurier met een spanwijdte van

10 m.

Tenslotte komen we aan in Nederland met de zeer beroemd geworden Maashagedis, de Mosasaurus. Napoleon vond het nodig om het skelet te stelen en naar Parijs over te brengen. Vijfentwintig geslachten van de Mosasauriërs leefden verspreid over de hele wereld.

Op een andere plek in de VS, ten oosten van de Rocky's, bevond zich eveneens een overstromingsgebied met zand, modder en veen, genaamd Hell Creek. Dit blijkt een laag die over de hele wereld is aangetroffen en die opvallend rijk is aan iridium. Deze iridiumpiek wordt in verband gebracht met  de inslag van een groot object vanuit de ruimte. En moet daarmee een voorbode van de grootste extinctie van einde-Krijt zijn geweest.

De weiden van palmvarens, varens en palmen zou vervangen  zijn door die van honderden plantensoorten van bedektzadigen, waaronder bossen van bedektzadige bomen.

Nu blijken er wel 100 soorten kleine zoogdieren te zijn. Ze leefden blijkbaar samen met Tyrannosaurus rex!!

Hoe kwam er een einde aan het Krijt-tijdperk?

In zijn boek 'De opkomst en ondergang van de Dinosauriërs' geeft Steve

Brusatte een levendige en uitvoerige beschrijving van een aarde- en hemelschokkende gebeurtenis.

Enorme lichtflitsen volgden elkaar op in Hell Creek. Het aardoppervlak deinde op en neer als een springkussen. Gloeiend hete brokken daalden neer, wouden vlogen in brand, enorme tsunami's spleten de kustgebieden. Zwavel regende neer. Jarenlange kou door zonsverduistering volgde. Dus voedselketens stortten in. Zure regens veroorzaakten nog meer rampen.

De oorzaak was een komeet of een asteroïde die neerstortte op Yucatan-schiereiland van Mexico.

Met de energie van ongeveer 12 miljard waterstofbommen. Tot 40 km. diep in de aardkorst!

Tsunami's trokken rotsen los en wierpen die over het land. In India bleven vulkanen nog 1000 jaren lang uitbarsten. Jarenlang bleef de aarde in kou en duister gehuld.

In een kleilaagje tussen Krijt- en Paleogeenafzettingen bleek een zeer hoge doses iridium aanwezig te zijn. Dit element is uiterst zeldzaam op aarde maar komt veel meer in de ruimte voor.

Kort voor de jaren negentig van de vorige eeuw werd de krater ontdekt. Een 180 km. breed gat onder dikke lagen sediment en voor een groot gedeelte onder zeewater. Gevormd tegen het einde van het Krijt.  

Opvallend is wel dat de  grote Stegosaurussen al aan het einde van de Jura-periode uitstierven.

En dat krokodillen, schilpadden en vele boom- en plantensoorten in leven bleven.

Vrij ingrijpende milieuveranderingen door het verschuiven van de continenten kunnen een grote rol gespeeld hebben. Door verregaande regressie van de zeeën in het boven-Krijt en daardoor sterke temperatuurdaling in het tropische gebied van de Tethyszee, samengaand met sterk veranderde zeestromingen, kan het milieu van land en zee beïnvloed hebben.

Zo kunnen enorme Sequoia-wouden overgegaan zijn in gemengde loofbossen.

Daarbij komt nog de overweging dat verdergaande gebergtevorming grote invloed kan hebben gehad.

3. Neogeen tot heden.

3.1 Neogeen.

Na de grote extinctie zouden de open gevallen niches snel zijn bezet door vogels en zoogdieren. 

Een reuzenvogel, Diatryma (Gastornis), werd gevonden in Wyoming en West-Europa. Het dier was

2 m. hoog, had een kop ongeveer zo groot als een paard en geweldige looppoten met enorme klauwen.

Diatryma.

In de beroemd geworden fossiele afzettingen van de London Clay werd een rijke verzameling aan haaienskeletten gevonden. Na de uitsterving van de grote zeereptielen zoals de Ichthyosaurussen, de Plesiosaurussen en de Mosasaurussen kregen de haaien alle speelruimte in alle wereldzeeën. Verder bevatte de 'clay' alle mogelijk soorten delen van zeedieren, o.a. zeeschildpadden, krokodillen, en creodonten  (roofdieren), hoefdieren, primaten en het eerst "paard": Hyracotherium. Uit fossielen blijkt een grote rijkdom aan vogelleven: veel grote watervogels als pelikanen, aalscholvers en Jan van Genten

Ook patrijzen, steltlopers, reigers, koekoeken en duiven.

(Opm. het bodemleven in de ondiepe zeeën vertoont aardige overeenkomsten met die van het Ediacaratijdperk van het Cambrium).

In deze lagen werden eveneens meer dan 300 soorten zaden en vruchten gevonden, vooral van tropische soorten. 

In andere gebieden op aarde bleken tijdens het Eoceen rallen, kraanvogels en eendachtigen, gieren en (reuzen)pinguïns te leven. 

In Quercy (Zuid-Frankrijk) b.v. werden zeer vele fossiele vogels opgedolven: waadvogels, ibissen, uilen, haviken, patrijzen, zwaluwen, gierzwaluwen, rallen, scharrelaars, reigers, steltlopers, scharrelaars en hoenderachtigen.

Ook in Frankrijk: hoppen, papagaaien, futen, spechten, kraaien, vinken, flamingo's, struisvogels, rhea's, tinamoes en alken. 

In al weer een vergelijkbaar gebied ten oosten van de Rocky's (Crazy Mountain), in eenzelfde overstromingsgebied  werden drie groepen zoogdieren aangetroffen: multituberculaten (lijkend op knaagdieren), marsupialen (buideldieren) en placentalen (dieren met placenta). Er waren al 29 families van de placentalia. 

Er groeiden Plataan, Rhamnus, Vitis en Taxodium.

Uit afzettingen in het Bighorn-bekken, iets verderop, blijkt een snel herstel van angiospermen en zoogdieren. Vele typen zoogdieren komen voor, vergelijkbaar met de huidige.

Grote temperatuurschommelingen kwamen voor; variërend van 4 tot 26 graden C als jaargemiddelde.

Toen de Rocky Mountains werden gevormd ontstonden er enorme oppervlaktes met meer-sedimenten (65.000 km2 ) Ze waren wel 2 km. dik!! In de afzetting van Green River werden minstens 1 miljoen fossielen verzameld. Alle klassen van schimmels t/m zoogdieren zijn vertegenwoordigd. Paarden, tapirs, neushoorns en vleermuizen. O.a. Uintatherium, zo groot als een olifant. 

In het Neogeen (tijdperk van paleoceen t/m Oligoceen) van Zuid-Engeland heerst een tropische sfeer met regenwouden en mangrovekusten. Naast de hierboven genoemde komen Primaten (b.v. Cantius) voor en 300 soorten angiospermen.

In de carbonaatmodderlagen in Italië ten zuiden van de Alpen, vond men 500 soorten land- en zeedieren. Van de vissen 90 families, waarvan 80 nu nog bestaan, die leven in de Oceanen.

Door groei-explosies van algen zouden veel vissen gestikt zijn!?

In Messel (Midden-Duitland) bestonden vergelijkbare omstandigheden rondom een meer met tropische begroeiing (dennen, beuken, kastanjes en eiken). Paarden, primaten, miereneters, knaagdieren, vleermuizen en egels trokken hier rond. Samen met salamanders, kikkers, schildpadden, leguanen, slangen en krokodillen. Rallen, ibissen, uilen en gierzwaluwen verlevigden het landschap. 

De subtropische kalksteenkarst van het kustgebied in Noord-China bevatten kaakbeenderen en enkelgewrichten van anthropoïden. Hieruit ontstonden. zo meent men, later de apen, mensapen en mensen.

De dageraad-aap uit China: Eosimas sinensis.

Bij Fayum, tussen de armen van de Nijl, leefden veel, ook nu nog voorkomende watervogels. Daarnaast grote "neushoorns", "olifanten" en "apen".

Dankzij vulkaanuitbarstingen bleven prachtige bloemen en vlinders bewaard rond een groot meer in het midden van de VS (Florissant). Wel 1500 soorten insecten zorgden voor de bestuiving. 

Vogels en zoogdieren waren er heel zeldzaam, terwijl amfibieën en reptielen er niet voorkwamen.

Op de hogere gebieden: pijnbomen en eiken.

Als we nu naar Centraal Azië (Mongolië) gaan komen we in een gebied van grote grasvlakten. Via het Eoceen zijn we in het Oligoceen beland (30 miljoen jr. geleden). Hier leven geen "neushoorns", "tapirs" en "beren". Wel "varkens", "hyaena's", "herten", herkauwers, roofdieren, katten en civetkatten.

Het grootste landzoogdier werd hier gevonden: Indricotherium. Schouderhoogte 5.5 m., lengte 8.5 m.

Het eerstvolgende gebied van het Neogeen (23 miljoen jr. geleden?) ligt in het kustgebied van Noord-Australië. Nu lagen de fossielen in carbonaat modder op de bodem van een meer.

Meren en rivieren vol met schildpadden, kikkers, palingen, longvissen etc. En krokodillen. De buideldieren domineerden: opossums, kangoeroes, Priscileo (een buidel-"leeuw"), wallaby's en buidelmollen.

Vergelijkbare overstromingsgebieden waren er in Midden-Afrika, nu gecombineerd met vulkanische as. Daardoor veel complete skeletten van runderachtigen, knaagdieren, lori's  en mensapen (Proconsul) enz.

 

Ten zuiden van de Himalaya bevinden zich 2-5 km dikke sedimentlagen met duizenden aggregaten van losgeraakte botten. Met alle soorten waterdieren, landzoogdieren (50 of meer soorten "nijlpaarden", "herten", "hyena's") en vogels. 

Vroege "olifanten" en mensapen (Sivapithecus) liepen er rond of klommen in de bomen.

Rond een groot meer in Centraal Afrika leefde de hominide  Sahelanthropus. Zij leefden er te midden van grote "tijgers", "elanden" en everzwijnen. De woestijn bestond hier, nog samengaand met een strook bos, rond een meer.

Rond de Riftvallei in Afrika bestond een savannegebied met bossen. Bedekt met vulkanische as. Hier bleven menselijke voetafdrukken bewaard en slechts een kaakbeen van Australopithecus afarensis. Verwanten werden opgediept in Ethiopië: de Lucy-mensengroep.

3.2 Kwartair.

Zuid-Afrika (Sterkfontein): savanne en bos. Fossielen in kalksteengrotten. Waaronder 500 hominiden (Australopithecus africanus) en vele grote zoogdieren. 2.8 miljoen jr. oud.

Afrika; de Alduvaikloof. Savanne met meren en rivieren. Paranthropus boisei (een planteneter) en Homo habilis (een omnivoor), samen met afgeronde stenen die dienden als gereedschap? 1.8 milj. jr. oud.

Noord-Spanje: karstkalksteen. Homo antecessor of Homo erectus of Homo heidelbergensis. Ook nu weer met steenbrokken die dienden als gereedschap? 780.000 jr. oud. Vanuit Afrika verspreidde deze soort zich over een groot gedeelte van Azië tot in Indonesië, alwaar Eugene Dubois het eerste "exemplaar" vond op Java; de 'javamens'.

China: kalksteengrot. Daarin schedels van 40 hominiden: Sinanthropus pekinensis. Samen met makaken. En: primitieve gereedschappen (steenfragmenten). 500.000 jr. oud.

Zuid-Afrika: kalksteengrotten bij Bomblos. Homo sapiens gebruikte gereedschap en rode oker als versiering. Ze maakten ook sieraden van schelpen. 75.000 jr. oud.

Zuid-Spanje: kalksteengrotten. Homo neanderthalensis. Ze bewoonden heel Europa tot aan de Oeral. 50.000 jr. oud. De eerste Australiërs trokken vanuit Afrika via Zuidoost-Azië naar Australië.

Siberië: In de permafrost werden mammoeten gevonden. Jonge en oude dieren verdronken in een vijver? Samen met paarden? 40.000 jr. oud.

La Brea: een kustvlakte bij Los Angeles met teerputten. 166.000 sabeltandtijgers vonden hier de dood. Doordat vastzittende planteneters tijgers, coyotes, wolven en vele roofvogels aantrokken. Aldus het sprookjesverhaal. 1 miljoen botten werden opgediept: 58 zoogdiergeslachten (waaronder vleermuizen, muskusossen, elanden, kariboes en veelvraten)), 138 vogelsoorten, 24 reptielen. Daarnaast restanten van 80 plantentaxa. 20.000 jr. oud.

Zuid-Frankrijk/Italië: kalksteengrot met de ingang 40 m. beneden zeeniveau. In de rotswand met tekeningen van dieren. 20.000 jr. oud.

Flores: kalksteengrot waarin de Homo (?) floresiensis leefde; 15.000 jr. oud. Deze hominide had een schedelinhoud van 400 cc, te vergelijken met die van een chimpansee. 

De eerste Amerikanen woonden toen in Chili aan een rivieroever met veel zand, modder en grind.

10.000 jr. geleden trokken ze naar de prairies om op buffels te jagen. 

700 jr. geleden stierven de reuzegrote Moa's in Nieuw-Zeeland uit.

 

 

Als toegift wat wel genoemd wordt een 'geologische openbaring': de Grand Canyon.

Bestaande uit carbonaten en zandsteen.

Er bestaan verschillende theorieën over het ontstaan van de Grand Canyon.

Dat een vrij kleine rivier als de Colorado dit enorme gesteentemassief (448 km lang, 1830 m diep en 0.5 tot 15 km breed) zou hebben uitgesleten in de loop van miljoenen jaren (vanaf 1.8 miljard jr. geleden tot nu) is wel heel onwaarschijnlijk. 

Nu kunnen er in de loop van de jaren enorme watervloeden, aardbevingen, oprijzen van de vlakten etc. geweest zijn, maar dan nog ......... De aardlagen tonen prachtige gelaagdheid!

In volgorde van onderaf:

precambrische metamorfen en microfossielen

cambrium

devoon

carboon

vroeg-perm

midden-perm

laat-perm

kwartair met luiaardfossielen.

Waardoor is de opeenvolging zo uiterst merkwaardig? Het hele Mesozoïcum en het Kenozoïcum ontbreken! En vele andere perioden van de aardgeschiedenis!

Als het door water gebeurt is moet dit toch in elk geval gedurende vrij korte tijd in vrij zachte modder/zandlagen gebeurd zijn. En dan nog dankzij geweldige watervloeden. Komend vanaf ....... ??