God schiep hemel en aarde door Zijn WOORD, dat is Zijn Zoon.

De heilige Geest bracht alles in beweging en tot leven.

Gen. 1 geeft een openbaring van Gods ordelijke manier van scheppen in een zinvolle volgorde die harmonieert met alles wat wij weten.

De mens geschapen als man en vrouw; naar Gods beeld en gelijkenis om te heersen over alle dieren en de hele aarde.

De mens kon lachen, praten, zingen en Gods wil begrijpen en doen.

Alleen voor de mensen gold de belofte van eeuwig leven als ze gehoorzaam wilden zijn aan hun schepper.

God “rustte” op de zevende dag van zijn voltooide scheppingswerk. Hierin mag de mens volgen tijdens een heilige dag.

Alle groene planten zijn voor de dieren; de zaden en vruchten voor de mensen.

Gods scheppende werk is ontoegankelijk voor wetenschappelijk onderzoek.

Gods scheppende daden zijn niet te vatten in onze tijden van 24 uur .

De indeling van dieren- en plantenrijk zijn niet overeenkomstig onze indelingscriteria van rijken, (hoofd)afdelingen enz.

Een tijdspanne van miljoenen jaren invoegen tussen vers 2 en 3 van Gen.1 is doelloos en zinloos.

Dit geldt eveneens voor de verlenging van ‘dagen’ tot langgerekte perioden.

Alles wat God gemaakt had was “zeer goed”. Hierin passen absoluut geen extinctiperioden met uitsterving van miljoenen organismen, continentverschuivingen met enorme vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en vloedgolven waarbij geweldige gebergten ontstaan.

Eindeloos grote woestijngebieden en ijsvelden vormden hoogst waarschijnlijk evenmin onderdeel van de schepping voor de zondvloed.

Vanaf Gen. 2:4 begint de geschiedenis van hemel en aarde; de ‘tholedoot’. Het regende nog niet. Er waren nog geen door mensen gekweekte gewassen. God zelf plantte een tuin in Eden als lustoord en voorbeeld voor de mensen. Hierin stonden de levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad. Als ze van de laatste eten zullen ze onherroepelijk sterven. Niet omdat  die boom giftige vruchten opleverde maar omdat God dat gezegd had. Dit blijft een leefregel voor alle tijden. Geloven en doen alles wat God gezegd (geopenbaard) heeft.

De vrouw (mannin) wordt geschapen uit een rib van Adam nadat Adam de dieren een naam heeft gegeven. Eva (de moeder van alle mensen)  laat zich verleiden door de satan (sprekend via een slang) en eet van de verboden vrucht. Adam volgt haar daarin zonder vragen.

Vele moeiten, zware arbeid en de dood sterven zijn het gevolg van deze diepe val in zonde en ongehoorzaamheid. De hele aarde ondervindt Gods toorn en vloek.

God belooft verlossing door het zaad van de vrouw (Jezus Christus, Gods Zoon) die de kop van de slang zal vermorzelen.

Door verbroedering tussen de gelovigen (de zonen van God; geesten produceren geen zaadcellen) en de ongelovigen neemt de boosaardigheid van de mensen grenzeloze vormen aan  en reinigt God  de mensenwereld door de zondvloed. Enorme verschuivingen van zand, klei e.a. gronden vanwege slagregens, openbarsten van diepe waterbronnen en het openen van de hemelsluizen bedekten grote vlakten, ondiepe zeeën en laagland. Naar beneden denderende watervloeden sleurden plantenmateriaal en miljoenen dieren en mensen met zich mee. Diepe gleuven werden uitgesleten in het zachte aardoppervlak. Waaruit later vele Canyons ontstaan. Van alle groepen dieren en planten werden oneindig grote aantallen fossielen bedekt.

Na de zondvloed is de atmosfeer grondig gewijzigd. Het zonlicht blijkt dodelijk voor vele dieren en mensen door het Uv-licht. Seizoenen ontstaan. Perioden van koude en hitte, zomer en winter. God belooft het voortbestaan van de aarde en voedsel voor de mensen onder het bestaan van regenbogen tegen de donkere luchten van de regenbuien.

Na de torenbouw van Babel en de spraakverwarring  roept God Abraham. Samen met Sara wordt hij de ‘vader van alle gelovigen’ doordat het volk Israël uit hem ontstaat en uit dat volk de Messias, Jezus Christus, voortkomt.

Orogenese-processen als gevolg van het uiteengaan van de grote werelddelen (de continentaldrift) veroorzaken nu bestaande lage gebergteketens die vaak door erosie zijn afgesleten en opnieuw grote aantallen fossielen hebben bewaard in de sedimenten van de aardlagen.

Later ontstaan de hooggebergten (de Andes, de Alpen, de Rocky Mountains en de Himalaya) die nog veel grotere hoeveelheden puin, grind, zand en klei hebben afgezet. Langs de randen van deze gebergten vinden we nu de meeste vindplaatsen van fossielen in reusachtige aantallen en met reusachtig grote organismen.   

      

Voor toelichting bij deze kaartjes  met vindplaatsen van fossielen zie H.6.4

 

Het uiteen gaan van Pangea kan in het begin snel verlopen zijn. De grotere en diepere oceaanbekkens vingen het water van de zondvloed op. Nu worden die bewegingen bijna volledig afgeremd.

Waarschijnlijk ontstonden de steenkoollagen, aardoliebekkens en ondergrondse zoutlagen en zoutpilaren eveneens in samenhang met de gebeurtenissen van zondvloed en orogeneseprocessen.

 

De evolutietheorie, zoals uitgelegd door Charles Darwin, berust grotendeels op diepzinnige fantasie en aannames. Bewijs van de evolutieprocessen zelf geeft hij niet. De zgn. stamboom is een wetenschappelijk verzinsel. Het centrale begrip “the survival of the fittist” heeft slechts een zeer beperkte reikwijdte; geschikt om variaties binnen soorten te verklaren. Dode restanten van organismen kunnen nooit bewijs zijn voor de evolutie van die soorten.

De diverse ouderdomsbepalingen van aardlagen hebben een grote mate van onzekerheid.

Ontwikkelingslijnen tussen bacteriën, archaea en eukarya zijn volledig onbekend.

Binnen zowel plantenrijk, schimmelrijk en dierenrijk zijn verreweg de meeste voortplantingscapaciteiten zo overvloedig dat er van evolutie als gevolg van selectie geen sprake kan zijn. Alleen het milieu selecteert uit het oneindig groot aantal mogelijke nakomelingen.

Er is geen bewijs voor de ontwikkeling van algen naar mossen en van mossen naar paardenstaarten en varens. Evenmin van sporenplanten naar zaadplanten (naaktzadigen, bedektzadigen; 1-zaadlobbigen en 2-zaadlobbigen).

Zgn. primitieve planten zoals Psilophyta en Asteroxylon groeiden waarschijnlijk op plaatsen langs rivieren, meren en zeekusten onder klimatologische omstandigheden die nu zeldzaam zijn of ze zijn door veranderende klimaten verdrongen door andere soorten. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de Lepidodendrons,  Sigillaria, Calamites, Benettitinae en Cordaitinae.  Vgl. wat dit betreft de huidige Gnetopohyta.  Zie daarvoor H. 7

De eukarya die binnen het Cladistische systeem worden ondergebracht in  Unikonta, Excavata, Archaeoplastida, Rhizaria, Alveolata, Straminopiles en Hacrobia  vormen een onontwarbare kluwen vanwege een wirwar van elkaar overlappende kenmerken.


De stamboom van het leven binnen het cladistische systeem.

Diverse krachtige computerprogramma’s zijn noodzakelijk om dankzij verschillende methoden te komen tot cladogrammen. Stambomen zijn verzamelingen van waarschijnlijkheden.

Zie daarvoor H. 5

De negen redenen om de evolutietheorie niet te accepteren:

  1. Het overvloedige aantal nakomelingen bij de meeste organismen
  2. De oneindig gecompliceerde bouw van eiwitten en enzymen
  3. De zeer ingewikkelde bouw van cel onderdelen zoals, kern, mitochondriën, bladgroenkorrels, endoplasmatisch reticulum, celmembraan, trilhaartjes en zweepharen.
  4. De citroenzuurcyclus en de fotosynthese e.a. biochemische processen
  5. Het ontstaan van ingewikkeld gebouwde organen en weefsels bij schimmels, planten en dieren
  6. Het ontstaan van lopende, zwemmende en vliegende vogels en zoogdieren
  7. De veronderstelde reeksen van ringwormen naar insecten en van lancetvisje naar zoogdieren
  8. Ontwikkelingsreeksen van zenuwvezeltjes naar hersenen en ruggenmerg;

      van oogvlekjes naar ogen van inktvissen, vogels, zoogdieren en mensen;

      van contractiele vezeltjes naar spierstelsels; van vacuolen naar bloedsomlopen          bij mens en dier; van prikkelgevoeligheid naar zintuigstelsels bij mens en dier.

  1. Het ontstaan van het hele complex en de werking van DNA, RNA’s, de samenwerking van alle enzymen en eiwitten bij de bouw van celorganellen en de samenwerking van de celmembranen en de celorganellen tijdens de celdelingen en de reductiedeling.

Zie uitvoeriger H. 5

De opeenvolgende geologische perioden:

 1. Archaea.: Algen cyanobacteriën in stromatolieten.

                    700 miljoen jaar geleden:. De sponzen met 5 celtypen.

                    De Ediacara-fauna: 30 soorten bodemdieren onder 3 km. zand, modder                        en vulkanische as.

 2. Cambrische explosie: O.a. Brachiopoden (vgl. Nautilus)        en Anomalocaris.

 3. Ordovicium: Nu vooral pijlinktvissen en Conodonten.

 4. Siluur: Naast gepantserde vissen ook straalvinnige  vissen  en haaien.

    Eerste landplanten, waaronder mossen.

  1. Devoon: Varens, paardenstaarten en wolfsklauwen.

      Straalvinnige vissen, kwastvinnige longvissen, echinodermen,                                        crustaceeën en zeespinnen.

Al bovengenoemde organismen leven op moddervlakten en zeer ondiepe kustgebieden van rivieren, zeeën en meren.

  1. Carboon: Bossen bedekt met vulkanische as. Steenkoolformaties tot 900 m dik en 45 lagen. Insecten, salamanders en Sauriërs.
  2. Perm. 300 milj. jaar geleden: Zaadvarens en coniferen. Steenkoollagen.

      Cynodonten in de bossen van Antarctica. Vele typen Sauriërs.

      Einde Perm: enorme extinctie; alle zeeleven sterft uit. (opm.: dit betreft dus                  leven  in de randzeeën).    

      Ontstaan van de Siberische trappen (7 milj. Kmbasaltlava).

  1. Trias: Pangea valt verder uiteen. Voltziusbossen op Antarctica. Ginkgo’s, coniferen en Benettitales. Grote woestijngebieden rond de tropen. Vele riffen in de ondiepe kustgebieden.
  2. Jura: Ginkgo’s, coniferen en Benettitales.
    Ichtyosauriers, Plesiosauriers en Pteriosauriers naast vogels, zoogdieren en
    buideldieren.
  3. Krijt: Bedektzadigen (die al bestaan vanaf Carboon). Ontstaan van zoogdieren en vogels.

      In India ontstonden de Indian Traps; oorspronkelijk 1.500.000 km2  en
      1.000.000.kmbasaltuitvloeiing. Samen gaande met meteorietinslag die de                oorzaak was van de massaextinctie aan het einde van het Krijt ?


       Of einde Krijt bepaald werd door neerstorten van een enorme komeet of                      asteroïde op Yucatan ?   De dinosauriërs sterven uit.

  1. Paleogeen: Massagraven van miljoenen dieren samen met vogels, zoogdieren en
    Primaten. Km’s dikke sedimentlagen met grote water- en landzoogdieren
    w.o. vleermuizen. Menselijke voetafdrukken en fossielen
                                                        Australopithecus.
  2. Neogeen: Homo habilis
     780.000 jr. geleden: Sinanthropus
     500.000 jr. Homo sapiens  
     50.000 jr. Homo neanderthalensis 
     40.000 jr. mammoeten in Siberië  
     20.000 jr. La Brea  
     20.000 jr. grottekeningen  
     15.000 jr. Homo floresiensis  
     10.000 jr. de eerste Amerikanen.        

 

Het ontstaan en evolutie van Dinosauriërs:

De geoloog Brusatte onderzoekt Zhenyuanglong suni in China. Had het dier “veren” aan de staart en de voorpoten??

Tijdens het Onder-Carboon ontstaat het reptielen ei.

Veronderstelling: de periode paleozoïcum (ontstaan van 1-celligen t/m reptielen) viel samen met het Mesozoïcum (ontstaan van vogels en zoogdieren).

Ontwikkelden tijdens het Perm  de Therapsiden zich uit de reptielen via de Polycosauriers? En ontstonden van daaruit de Cynodonten met zoogdierachtige kenmerken? 

Ontstonden de Archosauriers en de Dinosauromhorpha uit de Therapsiden en daaruit vervolgens de Dinosauriërs??

Tijdens het Perm leven in Polen grote salamanders samen met Cynodonten en zoogdieren.

Was de Eoraptor in het Trias de oudste of de laatste Sauriër?

Of waren de Thecodonten de centrale groep van waaruit de krokodillen, de Ichtyosaurirs, de Pteriosauriers, de Dinosauriërs en de zoogdieren ontstonden?? De laatsten via de Therapsiden en de Mammaliamorpha (waartoe de Cynodonten behoren) ??

In het Trias worden sporen van zoogdieren samen met die van Sauriërs gevonden.

Vele fossielenkerkhoven met honderden of duizenden fossielen van vaak reuzengrote Dinosauriërs, samen met Ichtyosauriers en Pteriosauriers worden gevonden in:

  • Dashampu (China)
  • Tendaguru (Afrika)
  • Morrisformation samen met 5 andere formaties in Noord-Amerika
  • Solnhofen (Europa).

Tijdens het Krijt treden grote veranderingen op: van een broeikasperiode naar een kouder en droger klimaat en van een enorme zeespiegelstijging naar zeespiegeldaling.

Dikke modderlagen bevinden zich op de zeebodems met daarin veel Angiospermen.

Ontstaan tijdens verder uiteengaan van Pangea, na de zondvloed?

De Iguanodons komen wereldwijd voor. Daarnaast vele andere groepen grote Dinosauriërs.

Langs de zeekusten leven vele Sauriërs samen met vogels zoals b.v. Ambiortus en Yanornis.   

Is er sprake van gemeenschappelijke afstamming van Deinonychosauria en Neornithes (de huismus) ?

Zie v.b. van Velociraptor mongoliensis:

 

H.6 Ontstaan van de mens.

Er bestaat geen junk-DNA als nevenproduct of afvalproduct van een lange evolutionaire route.

Peter Borger toont aan (in zijn boek ‘terug naar de oorsprong’) dat het verschil tussen het genoom van mens en mensaap 8.5 % bedraagt.

Micro-RNA-genen bepalen de vele verschillen samen met de HARs (Human Accelerated Region).

De resultaten van Encode (Encyclopedie van DNA-Elementen) leren dat 93 % van het genoom wordt overschreven naar RNA-moleculen i.p.v. 3 %.

Miljoenen schakelaars bevinden zich zowel in de histonen als in het DNA.

Exonen combineren met vele genen, vaak op grote afstanden in het DNA.

95 % van de DNA-transscripties blijkt niet beïnvloed door natuurlijke selectiedruk!

Alleen Bijbelgetrouw christelijk geloof geeft vrijheid voor de beoefening van elke wetenschap!

 

Zonder kennis van fossielen schreef Darwin zijn boek over de evolutie van de mens.

Overeenkomsten in lichaamsstructuren en gedrag leveren echter geen bewijs voor het ontstaan van mensen uit mensapen.

De Java-mens en de China-mens zijn onbetrouwbare reconstructies als bewijs naar de evolutie van mensen. Beide Homo erectus typen vormen samen met Homo habilis geen stappen op weg naar Homo sapiens.

Alle vondsten van Australopithecus (samen met Lucy) zijn dit evenmin. Het zijn en blijven mensapen.

Mensapen vertonen vaak een hoog niveau in (sociaal) diergedrag. Evenals veel andere diersoorten.

Daarmee is het geen bewijs richting menselijke vermogens als geestelijke wezens vanuit dierlijke emoties.

 

  1. 11 Ontstaan van steenkool, aardolie, aardgas, zoutlagen. Samen met orogenese.

Vanaf Precambrium t/m Perm afzetting van fossielen in ondiepe randzeeën.

Vanaf Trias fossielen in overstromingsgebieden aan de voet van gebergten. In tijden van continentale verschuivingen, orogenese en vulkanisme.

Steenkoollagen zijn tot 1200 m. dik. Daarvoor is het tienvoudige van plantenmateriaal nodig!

Dit is alleen mogelijk door snelle opeenhoping tijdens orogenese-processen.

Aardolie en aardgas ontstonden in de diepzee (1 tot 3 km). Anaerobe bacteriën doen kerogeen ontstaan. Door temperatuurstijging tot 120 0 C ontstaat aardgas. Dit gebeurt alleen tijdens een kritische dalingssnelheid. Een afsluitende laag moet olie en gas gevangen houden.

In samenhang met deze gebeurtenissen ontstonden er enorme zoutlagen van ongeveer 1 km. (soms zelfs tot 5 of zelfs 10 km.) dik. De zoutlagen zijn duizenden km2 groot. Ze vertonen zoutpilaren die 2 tot 3 km. hoog zijn. Verondersteld wordt dat zijn ontstaan tijdens enorme vulkaanuitbarstingen.

Interessante vulkanen in onze omgeving zijn de Zuidwalvulkaan in de Waddenzee en de Noordzeevulkaan.

Mee dankzij grote gebergtevormingsprocessen was er sprake van 5 massaextinctieperioden:

  1. Op de grens van Ordovicium en Siluur
  2. Tijdens laat Devoon
  3. Op de grens van Perm en Trias (ontstaan van de Siberische trappen)
  4. Op de grens van Trias en Jura
  5. Einde Krijt (ontstaan van de Deccatrappen in India).

Tenslotte een overzicht van de opeenvolgende geologische perioden en een mogelijke verklaring van de verspreiding van organismen in samenhang met continentverschuivingen vanuit Pangea.

 

  1. 8 Een Bijbels georiënteerde geologie.

1 De geologie is een combinatie van natuurwetenschap en historische3 wetenschap. Datering van de aardlagen is hiervoor essentieel. Dec uniformiteitsleer van Lyell en Darwin zijn onhoudbaar. Vele theologen volgen het evolutiemodel zonder voldoende kennis van de biologische wetenschap.

Zonder voorafgaand Bijbels-Christelijk geloof ontstaan er in alle wetenschappen vele kortsluitingen.

Of: het christelijk geloof bevrijdt van vele onhoudbare en onbewezen wetenschapsfilosofieën.

Alle menselijke activiteiten zijn afhankelijk van Gods reddende goedheid door Jezus Christus. Ons hart is allesbeheersend ook als het gaat om wetenschappelijke betrouwbaarheid.

De Bijbel geeft echter geen antwoorden op wetenschappelijke vragen.

De creationistische benadering werkt vertroebelend vanwege vermenging van geloof en wetenschap.

 

2 Een herziene geologie.

35 miljard jaar geleden ontstonden de vroegste  vormen van fotosynthese.

De Cambrische explosie vond plaats vanaf 2.5 – 0.5 miljard jaar geleden.

Dan beginnen eveneens de supercontinentcycli met grote verschuivingen van landdelen.

Resulterend in het ene grote continent: Pangea rond 350 – 200 miljoen jaar geleden.

Daarvoor en daarna waren er vele orogenese-processen. In totaal wel 48.

Aldus in grote lijnen het huidige geologie-model.

Grote extinctiegolven (5 of meer) speelden tijdens deze gebeurtenissen een grote rol.

Alle bovengenoemde gebeurtenissen kunnen binnen een periode van 6000 – 10.000 jaar hebben plaats gevonden. Denk daarbij aan huidige processen van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.

Precambrium:

Grote gedeelten van het huidige aardoppervlak bestaan uit schilden en stabiele platforms. Omgeven door orogenese-gebieden. Op immense gebieden geen sediment, dus geen fossielen!

Kaartje

De huidige oceaankorst is slechts 200 miljoen jaar oud, dus heel jong.

In 3 km. dikke lagen sediment komen bijna alle stammen van het dierenrijk voor (Ediacara-fossielen).

Cambrium:

Cambrische explosie,   zeer ingewikkeld gebouwde organismen. In ondiepe zeeen met herhaalde transgressies.

Ordovicium:

Epicontinentale zeeen en transgressies. 500 dierenfamilies in ondiepe zeeen. Zelfs inktvissen en straalvinnige vissen. Op het land mossen en korsmossen.

Siluur:

Vergelijkbare situaties en orgasmen als vorige periode. Op het land spinachtigen, duizendpoten en vaatplanten.

Devoon:

De Caledonische orogenese en de vorming van Old Red Sandstone.

Sarcopterygiers, haaien, longvissen en Tiktaalik en Limulus.

Vele arthropoden en echte vaatplanten. Archaeopteris.

Afbeeldingen

Carboon:

Stijging van de zeespiegel en grote delta’s. Tropische wouden overdekken landgebieden. Door orogenese-processen begint Pangea uiteen te wijken.

Fossiele kerkhoven met vele vissoorten, haaien, roggen, hagedissen en reptielen.

Enorme steenkoollagen worden gevormd tot wel 900 m. dik. Daarvoor is 9 km. organisch materiaal nodig! Vele arthropoden. Bomen zoals wolfsklauwen, zaadvarens, paardenstaarten, Sigillaria, Cordaites en Neuropteris.

 

Perm:

Stijging van de zeespiegel en vorming van grote woestijnen.

Vorming van steenkool b.v. in Australië. 

Bergen ontstaan op Antarctica en het Oeralgebergte.

Coniferen, zaadvarens en Glossopteriswouden.

Grote reptielen (Sauriërs) en Cynodonten.

Enorme plateaubasalten in Siberië.

Einde Perm: enorme massaextinctie

Trias:

Hoge temperatuur; gemiddeld 220 C. Grote overstromingsgebieden. Grote lavaoverstromingen in Siberië.  Steenkoollagen in Kirgizië met palmvarens, Ginkgo’s, coniferen en 1000-den insecten.

Voltzia en naaldbossen op Antarctica.

Grote overstromingsgebieden aan de Andes en Rocky Mountains met grote reptielen en duizenden boomstammen.

Jura:

Stijging van de zeespiegel en epicontinentale zeeen.

95% van de aardgeschiedenis ontbreekt doordat de oude zeebodems worden opgeslokt door subductiezones.

Zoogdieren leven samen met Sauriërs. Naaktzadigen leven samen met Bedektzadigen.

Vele orden en families van zeer diverse diersoorten in zuiden van Engeland, Zuid-China, Zuid-Frankrijk, Tanzania,  Solnhoven en de VS (Morrisonformatie).

Krijt:

Geen wisseling van aardmagnetisch veld: rustiger klimaat en minder bedreigende straling.

Transgressies en regressies; epicontinentale zeeen.

95% van de planten bedektzadigen. Insecten als de huidige.

Iguanodonten verspreid over Pangea.

In China, Mongolië, Brazilië, Australië, Patagonië, Gobibekken, Alberta (Canada) en Hell Creek (VS) vele fossielen van sauriërs, vogels, zoogdieren, buideldieren enz. en alle plantenafdelingen.

 

  1. Overzicht en conclusies.

A de aarde is niet weggeslingerd als een vuurbal vanuit het energiepunt ‘oer’.

B de aarde was na de schepping geen plaats van wereldwijde rampen die samengaan met orogenese-
    processen. Evenmin met gebeurtenissen als massaextincties. Als woonplaats voor mensen die geen
    kleding behoefden was er een mild klimaat zonder de levensbedreigende Uv-straling.

C de geschapen aarde was waarschijnlijk vergelijkbaar met het continent Pangea. Zonder
    hooggebergten, enorme woestijngebieden en polen met eindeloze ijsvlakten.

D Het uiteengaan van Pangea (na de zondeval) ging gepaard met enorme natuurrampen zoals
    aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Daarnaast wisselingen van het aardmagnetische  veld.

E de Ediacara-fauna werd bedekt door lava. De Cambrische explosie omvatte bijna alle hoofdgroepen
    van het dierenrijk.

F orogenese-processen zijn oorzaak van opeenhoping van fossielen rond gebergtegebieden. Tezamen
   met het ontstaan van steenkool, aardolie, aardgas en grote zoutlagen. De vele fossielenkerkhoven
   vinden geen verklaring buiten snel verlopende rampzalige natuurprocessen.

G de continentverschuivingen gingen gepaard met wisselende aardmagnetische velden. Toename van
    ioniserende straling had toename van Uv-straling tot gevolge en extreme weersomstandigheden.

H Tijdens het Krijt bestond er een lange periode genaamd CNS (the Cretacious Normal
    Superchron) zonder wisseling van het aardmagnetische veld. De laatste omkering van dit
    veld vond volgens geologen plaats 780.000 jaar geleden.

 

  1. Tijdsbepalingen.

Reusachtige en gewelddadige gebeurtenissen tijdens de aardgeschiedenis plaatsen grote vraagtekens bij de tijdsbepalingen van de huidige geologie. Metingen van hoeveelheden radioactieve elementen zijn onbetrouwbaar.

Ontstaansprocessen van hemel en aarde (de kosmos en het zonnestelsel) zijn ontoegankelijk voor wetenschappelijk onderzoek. Huidige processen die plaats vinden in het zonnestelsel zeggen niets over het  ontstaan daarvan.

Vanaf de Jura ontstonden de nieuwe oceaanbodems. Vanaf die tijd bestonden alle hoofdgroepen van het planten- en dierenrijk.

Het niet-bestaan van roofdieren (in vrijwel alle hoofdgroepen van het dierenrijk) is onwaarschijnlijk. Er zou een welhaast compleet nieuwe schepping moeten hebben plaats gevonden om dec huidige leefwereld te verklaren.

Voorstel voor een mogelijke nieuwe tijdlijn zou kunnen zijn:

  1. Pangea .
  2. Cambrische explosie
  3. Fossilisatie van vele dier- en plantensoorten in overstromingsgebieden van zeeën en rivieren.
  4. Verder uiteengaan van de continenten.
  5. Ontstaan van grote woestijngebieden en grote ijsvlakten met gletsjers.
  6. vorming van steenkool, aardolie en aardgas tijdens diverse geologische perioden.
  7. de oudste menselijke samenlevingen vanaf 8000 v.Chr.
  8. de zondvloed in 2300 v.Chr. en vorming van steenkool, aardolie en aardgas.